H 1 - 3

Mens en Activiteit
Hoofdstuk 1 - 3
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Mens en Activiteit
Hoofdstuk 1 - 3

Slide 1 - Tekstslide

Een kinderopvang is een verzamelterm voor verschillende mogelijkheden om kinderen:
A
Op te vangen als de kinderen niet naar school gaan of hun ouders niet thuis zijn
B
Op te vangen als de kinderen ziek of gehandicapt zijn
C
Op te vangen en is gericht op onderwijs
D
Na school op te vangen

Slide 2 - Quizvraag

Wat is een brede school?
A
Een basisschool die samenwerkt met een middelbare school
B
Een basisschool die samenwerkt met verschillende organisaties
C
Een basisschool gericht op een brede doelgroep
D
Een basisschool gericht op een breed pakket

Slide 3 - Quizvraag

Voor wie is dagbesteding?

Slide 4 - Open vraag

Welke mensen wonen in een verpleeghuis?
A
Mensen die geopereerd moeten worden
B
Mensen die niet graag alleen wonen
C
Mensen die niet meer zelfstandig kunnen wonen.
D
Mensen met een indicatie voor thuiszorg

Slide 5 - Quizvraag

Waarom thuiszorg?

Slide 6 - Woordweb

Noem 2 crisisopvangcentra

Slide 7 - Open vraag

Leg uit wat een reflexbeweging is en geef met een voorbeeld aan waarom de reflexbewegingen belangrijk zijn voor baby's

Slide 8 - Open vraag

Wat is een doelgroep?
A
een groep mensen waar je je activiteit op richt
B
een groep mensen die iets met elkaar gemeen hebben
C
een groep mensen die samen activiteiten ondernemen
D
een groep mensen die allemaal hetzelfde willen

Slide 9 - Quizvraag

Wat is zindelijkheid
A
dag baby's en peuters alles in hun omgeving willen ontdekken
B
dat baby's en peuters nog een luier moeten dragen
C
dat kinderen goed luisteren naar hun ouders en doen wat ze vragen
D
dat kinderen zelf kunne voelen wanneer ze naar de WC moeten

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van egocentrisch gedrag (ik-gericht) van een peuter
A
de peuter neemt een voorbeeld aan zijn ouders
B
de peuter gaat huilen als een vreemde hem aanspreekt
C
de peuter denkt dat alles alleen om hem gaat
D
de peuter laat eigenwijs gedrag zien.

Slide 11 - Quizvraag

Activiteiten voor peuters

Slide 12 - Woordweb

Wat is een sociaal kenmerk van een puber
A
een puber heeft zelfden een conflict met zijn ouders
B
De puber denkt eerst verstandig na voordat hij iets gaat doen.
C
Een puber wil graag bij een bepaalde groep horen
D
Tijdens de puberteit worden de opvattingen van de ouders belangrijker

Slide 13 - Quizvraag

Waar moet je op letten als je activiteiten voor ouderen organiseert

Slide 14 - Open vraag

Wat betekent het dat Nederland een multiculturele samenleving is?
A
Dat er meerdere culturen samengaan tot 1 cultuur
B
Dat er 1 cultuur in Nederland is
C
Dat er verschillende subculturen van jongeren zijn
D
Dat het door meerdere culturen wordt bevolkt

Slide 15 - Quizvraag

Geloof, rolverdeling man/vrouw, muziek, tradities, waarden en normen en politiek zijn voorbeelden van :
A
Cultuurkenmerken
B
Cultuuroverdracht
C
Leefkenmerken
D
Sociale structuren

Slide 16 - Quizvraag

Leg uit wat het verschil is tussen een formeel gesprek en een informeel gesprek

Slide 17 - Open vraag