BS 3.3: Kruisingen

BS 3.3: Kruisingen
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

BS 3.3: Kruisingen

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  1. Terugblik basisstof 3.2
  2. Leerdoelen
  3. Uitleg basisstof 3.3
  4. Opdrachten maken
  5. Wat hebben we geleerd?

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik basisstof 3.2
  1. Wat is homozygoot?
  2. Wat is heterozygoot?
  3. Wat is dominant?
  4. Wat is recessief?
  5. Wat is intermediair fenotype?
  6. Hoe schrijven we de letters en combinaties?

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt een kruisingsschema opstellen
  • Je kunt bij een gegeven kruising genotypen en fenotypen van ouders en/of nakomelingen afleiden

Slide 4 - Tekstslide

Kruisen
  • Fokkers houden zich bezig met het voortplanten van dieren om bepaalde erfelijke eigenschappen door te geven
  • Zo willen ze een bepaalde vachtkleur, grootte of ander kenmerk
  • Dit doen ze door dieren met elkaar te kruisen

Slide 5 - Tekstslide

Kruisingen
Bij kruisingen maken we gebruik van bepaalde letters


  • P = ouders (parentes)
  • F1 = kinderen (filii)
  • F2 = kinderen van kinderen

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld kruising
  • Bij labradors is het gen voor een zwarte vacht dominant = hoofdletter dus A
  • Gele vacht is recessief = kleine letter dus a

Een zwartharig homozygoot vrouwtje paart met een geelharig mannetje
Welke kleuren krijgen de kinderen (F1)?


Slide 7 - Tekstslide

Stap 1: fenotype en genotype bepalen
Fenotype ouders = een zwartharig homozygoot vrouwtje paart met een geelharig mannetje

Wat is dan het genotype?


 

Slide 8 - Tekstslide

Stap 1: fenotype en genotype bepalen
Fenotype ouders = een zwartharig homozygoot vrouwtje paart met een geelharig mannetje

Wat is dan het genotype?
Vrouwtje: AA
Mannetje: aa



 

Slide 9 - Tekstslide

Stap 2: wat kan er in de geslachtscellen doorgegeven worden?

Geslachtscellen geven maar 1 allel van een genenpaar door
  • Vrouwtje = AA
  • Dus in een eicel kan niks anders dan A voorkomen

  • Mannetje = aa
  • Dus in een zaadcel kan niks anders dan a voorkomen


Slide 10 - Tekstslide

Stap 2: wat kan er in de geslachtscellen doorgegeven worden?

Zou er een heterozygoot zijn, dan heb je dus verschillende opties!

Stel het zwarte vrouwtje had Aa gehad, dan had ze zowel een A als een a door kunnen geven.

Slide 11 - Tekstslide

Vrouwtje = AA

Mannetje = aa

Slide 12 - Tekstslide

Wat is het fenotype van de honden van F1?

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Samen oefenen
Krullend haar = dominant (A)
Steil haar = recessief (a)

Vrouw met steil haar krijgt kinderen van man met krullen
  • Wat is de genotype van de vader?
Wat is het fenotype van kind P?

Slide 17 - Tekstslide

Aa
Aa
aa
A
a
Aa
Wat zijn de verhoudingen bij fenotype en genotype van de kinderen?? 

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Opdrachten maken
  • BS 3.1: opdrachten 1, 2, 4, 5 en 6
  • BS 3.2: opdrachten 1, 2, 4, 5 en 6
  • BS 3.3: opdrachten 1, 2, 4 en 5

Slide 20 - Tekstslide