Quiz 3.1 en 3.2 klas 2mavo
1 / 21
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
1. Wat wordt gedoogd in Nederland?
A
Harddrugs verkopen
B
Harddrugs gebruiken
C
Softdrugs verkopen
D
Softdrugs verbouwen
Slide 4 - Quizvraag
2. Wie probeert in een rechtszaak te bewijzen dat een verdachte schuldig is?
A
Advocaat
B
Rechter
C
Politie
D
Officier van Justitie
Slide 5 - Quizvraag
3. Je bent een dader van een misdrijf als...
A
De rechter je schuldig verklaart
B
De politie je aanhoudt
C
Je hebt bekend bij je advocaat
D
De officier van justitie je aanklaagt
Slide 6 - Quizvraag
Slide 7 - Tekstslide
4. Wie verdedigt de verdachte in een rechtszaak? (1 woord typen!)
Slide 8 - Open vraag
5. Als je het niet eens bent met de uitspraak van de rechter, dan kun je in _________ __________ gaan.
(2 woorden)
(2 woorden)
Slide 9 - Open vraag
6. Een TBS straf is voor daders die...
A
Geestelijk ziek zijn
B
De boete niet kunnen betalen
C
Bekend hebben dat ze schuldig zijn
D
Ontkennen dat ze schuldig zijn
Slide 10 - Quizvraag
7. In welk jaar brak de Franse Revolutie uit?
A
1776
B
1789
C
1795
D
1799
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
8. Je zag hier een...
A
Bastille
B
Reveille
C
Guillotine
D
Croissant
Slide 13 - Quizvraag
9. Welke stand (groep) moest als enige belasting betalen in Frankrijk? (1 woord)
Slide 14 - Open vraag
10. Koning Lodewijk XVI regeerde met ____________ macht (1 woord)
Slide 15 - Open vraag
11. In 1792 werd de koning afgezet in Frankrijk. Hoe noem je een land zonder koning?
A
Republiek
B
Monarchie
C
Staten-Generaal
D
Nationale Vergadering
Slide 16 - Quizvraag
12. In Nederland wilden de patriotten meer macht voor de...
A
Stadhouder
B
Burgers
C
Vrouwen
D
Koning
Slide 17 - Quizvraag
Slide 18 - Tekstslide
13. Wie was aan het einde van de 18e eeuw de stadhouder in Nederland?
A
Willem II
B
Willem III
C
Willem V
D
Willem VII
Slide 19 - Quizvraag
14. In 1795 vluchtte de stadhouder en kwamen de patriotten aan de macht. Deze gebeurtenis noemen we de _____________ revolutie (1 woord)
Slide 20 - Open vraag
15. Welke gebeurtenissen zijn democratische revoluties?
A
Alleen de Franse Revolutie
B
Alleen de Bataafse Revolutie
C
Beiden niet
D
De Franse EN de Bataafse Revolutie
