Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Stepping Stones - H5 - Instructie Grammar 11 en 12
GRAMMAR 11 - Vragen maken met have en have got
_________________________________
1 / 38
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Engels
Praktijkonderwijs
Leerjaar 1
In deze les zitten
38 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
2 videos
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
GRAMMAR 11 - Vragen maken met have en have got
_________________________________
Slide 1 - Tekstslide
Eerst weer even opwarmen...
I have - ik heb
You have - jij hebt
We have - wij hebben
You have - jullie hebben
They have - zij hebben
En...
He has - hij heeft
She has - zij heeft
It has - het heeft
Slide 2 - Tekstslide
Have en have got...
Het is wat verwarrend, maar eigenlijk helemaal niet moeilijk.
Have en have got betekenen BEIDE HETZELFDE, namelijk het werkwoord 'hebben'.
Slide 3 - Tekstslide
Vragen maken met have
Bij
I
,
you
,
we
en
they
begint de vraag
met
do
.
Voorbeeld:
You
have
a tidy room.
Vraagzin:
Do
you
have
a tidy room?
Slide 4 - Tekstslide
Voorbeeld:
They
have
a summer house.
Vraagzin:
Do
they
have
a summer house?
Slide 5 - Tekstslide
Bij
he
,
she
en
it
begint de vraag met
does
.
Bij
does
verandert
has
in
have
.
Voorbeeld:
She
has
her own room.
Vraagzin:
Does
she
have
her own room?
Slide 6 - Tekstslide
Voorbeeld:
It
has
a big garden.
Vraagzin:
Does
it
have
a big garden?
Slide 7 - Tekstslide
Vragen maken met have got
Bij
I
,
you
,
we
en
they
gebruik je
have got
.
Bij vragen met
have got
zet je
have
vooraan in de zin.
Voorbeeld:
I
have got
a bigger room.
Vraagzin:
Have
I
got
a bigger room?
Slide 8 - Tekstslide
Voorbeeld:
You
have got
a nice room.
Vraagzin:
Have
you
got
a nice room?
Slide 9 - Tekstslide
Voorbeeld:
We
have got
the same carpet.
Vraagzin:
Have
we
got
the same carpet?
Slide 10 - Tekstslide
Bij
he
,
she
en
it
gebruik je
has got
. Bij vragen met
has got
zet je
has
vooraan in de zin.
Voorbeeld:
He
has got
a bunk bed.
Vraagzin:
Has
he
got
a bunkbed?
Slide 11 - Tekstslide
Voorbeeld:
She
has got
a messy room.
Vraagzin:
Has
she
got
a messy room?
Slide 12 - Tekstslide
Even oefenen...
It has a big garden.
A
Has it a big garden?
B
Do it has a big garden?
C
Does is have a big garden?
D
Does is has a big garden?
Slide 13 - Quizvraag
They have a summer house.
A
Do they have a summer house?
B
Does they have a summer house?
C
Have they a summer house?
D
They have a summer house?
Slide 14 - Quizvraag
They have got a cosy house.
A
Have they got a cosy house?
B
Has they got a cosy house?
C
Do they have a cosy house?
D
Have they a cosy house?
Slide 15 - Quizvraag
You have got a beautiful garden.
A
Have you a beautiful garden?
B
Do you have a beautiful garden?
C
Has you got a beautiful garden?
D
Have you got a beautiful garden?
Slide 16 - Quizvraag
Slide 17 - Video
GRAMMAR 12 - Duurvorm
Je gebruikt de duurvorm om te zeggen dat iets
NU
aan de gang is of dat iemand iets
NU
aan het doen is.
De duurvorm maak je met
am
,
i
s
of
are
, gevolgd door het werkwoord
+ing
.
Slide 18 - Tekstslide
Voorbeelden
I
am
train
ing
foar a match.
Alice
is
read
ing
a book.
We
are
watch
ing
a film.
My brothers
are
do
ing
the dishes.
Slide 19 - Tekstslide
Maar...
Soms verandert de spelling als je +
ing
toevoegd. Bij een werkwoord dat eindigt op een
e
, valt de
e
weg.
Zoals bij de werkwoorden have, bake en ride...
I am
having
lunch.
My mum is
baking
a apple pie.
Thomas is
riding
his bike.
Slide 20 - Tekstslide
Welke zin is goed?
A
Alice is doing the dishes
B
Alice are doing the dishes
Slide 21 - Quizvraag
Welke zin is goed?
A
He am swimming
B
He is swimming
C
He are swimming
Slide 22 - Quizvraag
Welke zin is goed?
A
Mark playing hockey
B
Mark am playing hockey
C
Mark is playing hockey
D
Mark are playing hockey
Slide 23 - Quizvraag
Welke zin is goed?
A
She sing a song
B
She is sing a song
C
She is singing a song
Slide 24 - Quizvraag
Welke zin is goed?
A
He is eating a hamburger
B
He is eat a hamburger
C
He eat a hamburger
Slide 25 - Quizvraag
Welke zin is goed?
A
Dad mow the lawn
B
Dad is mowing te lawn
C
Dad is mow the lawn
D
Mowing dad the lawn is
Slide 26 - Quizvraag
Maak de zin af.
I ............. a test (do)
Slide 27 - Open vraag
All the boys and girls ...... (swim)
Slide 28 - Open vraag
My little brother ......... in the sand. (play)
Slide 29 - Open vraag
We ............ in the rain (dance)
Slide 30 - Open vraag
Tom and Paul ........... a tree house (build)
Slide 31 - Open vraag
The teacher ............ the next exercise (explain)
Slide 32 - Open vraag
You ........... hard today (work)
Slide 33 - Open vraag
We ............ to our girlfriends (talk)
Slide 34 - Open vraag
Stephanie ............ a film (watch)
Slide 35 - Open vraag
I ............. an amazing book at the moment (read)
Slide 36 - Open vraag
Slide 37 - Video
Dit was de instructie- en oefenles over Grammar 11 en 12 van theme 5.
Ik hoop dat je er wat van geleerd hebt :-)
Slide 38 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
ENGELS - Theme 5 - GRAMMAR 11 en 12 - Oefenles voor de toets
April 2020
- Les met
42 slides
Engels
Praktijkonderwijs
Leerjaar 1
Stepping Stones - H5 - Instructie 2 Grammar 11 en 12
April 2021
- Les met
30 slides
Engels
Praktijkonderwijs
Leerjaar 1
grammar theme 5
Juni 2018
- Les met
17 slides
Engels
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
My house
September 2022
- Les met
28 slides
Engels
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 1
HK1A Formatieve toets Engels
Juni 2020
- Les met
45 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
English House and Home
Maart 2023
- Les met
39 slides
Engels
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 1
BK/TN week 15
April 2021
- Les met
22 slides
Engels
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
English House and Home
Maart 2022
- Les met
32 slides
Engels
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 1