Massacultuur oefenen

1 / 86
volgende
Slide 1: Tekstslide
KunstMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5,6

In deze les zitten 86 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kunst analyse schema

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de muzikale lagen in de popmuziek?
A
Bas, Piano, Ritme,Akkoorden
B
Bas, Melodie, Drumstel
C
Bas, Harmonie, Melodie, ritme
D
Melodie & Harmonie

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk van de onderstaande antwoorden zijn alleen kenmerken van hiphop?
A
rap, beats, break dance, bodypercussie
B
rap, beats, hiphop dans, samples en turntablism
C
Rap, beats, samples, jazz, New Orleans
D
Rap, popmuziek, band, New York

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Naast het samenkomen van oergenres, kenmerkt popmuziek zich door:
A
het van stad naar stad reizen
B
uitgaven van tekst en bladmuziek
C
commercieel succes van de komst van radio
D
commercieel succes van de vinylplaat

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1. Wat is de standaard instrumentatie van popmuziek?
A
strijkers, slagwerk, blaasinstrumenten
B
gitaar, piano, drums, basgitaar, zang
C
trompet, gitaar, drums, banjo
D
geen van deze combinaties

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vanaf wanneer is popmuziek begonnen?
A
Jaren '40
B
Jaren '50
C
Jaren '60
D
Jaren '70

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarvan is het woord
Popmuziek een afkorting?
A
Popi Jopi Muziek
B
Populaire Muziek
C
Patat of Pizza Muziek
D
Popstar Muziek

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Put the songs in the correct tempo box
Slow
Medium
Uptempo/Fast

Slide 9 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk instrument hoort bij welke muzikale laag?
Ritme laag
Akkoorden laag
Melodie laag
Baslaag

Slide 10 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke fragment hoort bij welke muzikale laag?
Ritme laag
Akkoorden laag
Melodie laag
Baslaag

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de vier linker plaatjes naar toonduur of toonhoogte. 
Toonduur
Toonhoogte
Ritme
Melodie

Slide 12 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Put the songs in the correct tempo box
Slow
Medium
Uptempo/Fast

Slide 13 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk instrument hoort bij welke muzikale laag?
Ritme laag
Akkoorden laag
Melodie laag
Baslaag

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke fragment hoort bij welke muzikale laag?
Ritme laag
Akkoorden laag
Melodie laag
Baslaag

Slide 15 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de vier linker plaatjes naar toonduur of toonhoogte. 
Toonduur
Toonhoogte
Ritme
Melodie

Slide 16 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Put the songs in the correct tempo box
Slow
Medium
Uptempo/Fast

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk instrument hoort bij welke muzikale laag?
Ritme laag
Akkoorden laag
Melodie laag
Baslaag

Slide 18 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke fragment hoort bij welke muzikale laag?
Ritme laag
Akkoorden laag
Melodie laag
Baslaag

Slide 19 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de vier linker plaatjes naar toonduur of toonhoogte. 
Toonduur
Toonhoogte
Ritme
Melodie

Slide 20 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dit is een ... shot
A
totaal
B
medium
C
close-up
D
reverse

Slide 21 - Quizvraag

Een korte quizvraag om de kennis te toetsen. Antwoord: B
Dit is een ... shot
A
totaal
B
medium
C
close-up
D
reverse

Slide 22 - Quizvraag

Een korte quizvraag om de kennis te toetsen. Antwoord: A
Tekst
Tekst
Tekst
Sleep de term naar het juiste plaatje.
Symmetrische compositie
Centrale compositie
Horizontale compositie

Slide 23 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke compositie hoort bij welk kunstwerk?
Horizontaal
Centraal
Overall
Symmetrisch

Slide 24 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Horizontale
compositie
Verticale
compositie
Diagonale compositie
Driehoeks-
compositie

Slide 25 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

timer
1:00
Dynamische compositie: Dynamisch betekent 'beweeglijk' of 'in beweging'. Dynamiek in een compositie krijg je door:
-diagonale of schuine richtingen
-gebogen richtingen
-gebruik van verschillende vormen beweeglijke vormen
-kleurcontrasten
-ritmische herhalingen van vorm, kleur en/of richting.
Verticale compositie
De compositie is geordend langs een denkbeeldige verticale lijn.
Horizontale compositie
De compositie is geordend langs een denkbeeldige horizontale lijn. Deze compositie maakt een rustige, stabiele en brede indruk.
Symmetrische compositie
De compositie is spiegelbeeldig
A-symmetrische compositie
De compositie is niet spiegelbeeldig

Slide 26 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

STATISCHE compositie
Dynamische compositie

Slide 27 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

VORM
RUIMTE
LICHT
KLEUR
COMPOSITIE

Slide 28 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verticale compositie
Horizontalecompositie
Centrale compositie
Diagonale compositie

Slide 29 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Horizontale compositie
Afsnijding
Overlapping
Diagonale compositie
Verkleining
Vervaging
Verticale compositie

Slide 30 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Horizontale
compositie
Verticale
compositie
Diagonale compositie
Driehoeks-
compositie

Slide 31 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

timer
1:00
Dynamische compositie: Dynamisch betekent 'beweeglijk' of 'in beweging'. Dynamiek in een compositie krijg je door:
-diagonale of schuine richtingen
-gebogen richtingen
-gebruik van verschillende vormen beweeglijke vormen
-kleurcontrasten
-ritmische herhalingen van vorm, kleur en/of richting.
Verticale compositie
De compositie is geordend langs een denkbeeldige verticale lijn.
Horizontale compositie
De compositie is geordend langs een denkbeeldige horizontale lijn. Deze compositie maakt een rustige, stabiele en brede indruk.
Symmetrische compositie
De compositie is spiegelbeeldig
A-symmetrische compositie
De compositie is niet spiegelbeeldig

Slide 32 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Primaire kleur
Secundaire kleur

Slide 33 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

TOONHOOGTE
TOONDUUR
TEMPO
DYNAMIEK
KLANKKLEUR
melodie
hoog/laag
maat
ritme
kort/lang
vertragen/versnellen
hard/zacht
instrumenten/stem
Puls

Slide 34 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dit is GEEN kunst
Dit is WEL
kunst

Slide 35 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

timer
1:00
Statische compositie: 
Statisch betekent 'stilstaand' of 'rust'. De onderdelen in de compositie zijn in evenwicht met elkaar. Evenwicht in een compositie krijg je door:
-Horizontale en verticale lijnen
-weinig 'beweging'
-gelijkmatige verdeling van vormen en kleuren over het beeldvlak
-het ontbreken van nadrukkelijke contrasten, zoals bijvoorbeeld een licht-donker contrast
Aandachtspunt
Het onderdeel in een compositie dat het meeste opvalt door grootte, kleur of vorm.
Compositievormen
Diverse soorten composities: horizontaal-, verticaal-, diagonaal-, centraal-, driehoeks- en overall-compositie.
Herhaling, Ritme: 
Dezelfde vormen komen telkens op een regelmatige manier, in een vaste lijn terug. Bij ritme ontstaat al snel een bewegingssuggestie. Herhaling langs horizontale lijnen geeft een statisch en rustig effect.
Aanzicht
De kant van een voorwerp of ruimte waar je tegenaan kijkt.
Voor-, achter-, boven-, onder- en zijaanzicht.

Slide 36 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dadaïsme
Surrealisme
Kubisme
Futurisme
Expressionisme

Slide 37 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Open vorm
Gesloten vorm

Slide 38 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Action Painting
Colorfield painting

Slide 39 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies


Aspecten van de voorstelling


Aspecten van de vormgeving
In deze sculptuur zie je de muze van Picasso
Door gebruik te maken van goedkope materialen wordt de primitiviteit van het werk versterkt
Dit sculptuur is een buste en bedoeld als autonoom kunstwerk
Het geheel is minimalistisch in kleur en lijngebruik.

Slide 40 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tekst
aspecten van de VOORSTELLING
aspecten van de VORMGEVING
Wat zie ik?
Wat hoor ik?
Wat is het verhaal?
Hoe klinkt het ?
Hoe is het schilderij ingedeeld ?
Hoe bewegen de danseressen over het podium  ?
Hoe wordt de sfeer weggezet in de film ?
Welke materialen zijn gebruikt?
Hoe ziet het kostuum eruit?

Slide 41 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de afbeeldingen naar het juiste begrip
Figuratief
Geabstraheerd

Slide 42 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Massacultuur gaat over de periode van...
A
1800 -1850
B
1850-1900
C
1900 - 1950
D
1950 - nu

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het ontstaan van massacultuur is gevolg van meer welvaart
A
Juist
B
Onjuist

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van groot naar klein: eerst maatschappelijke context massacultuur
Malcolm 
X
Marilyn Monroe
Elvis Presley
Lyndon B. Johnson
John F. Kennedy
Dr. Martin Luther King
Rosa Parks
Maakt in 1963 bekend dat hij voor een federale wet is die rassendiscriminatie zou verbieden. Voordat hij dit kan doen, wordt hij vermoord.
Weigert te gaan staan om haar 'zwarte' zitplaats af te staan aan een witte man. Medebedenker van de Montogemery bus boycot
Hield zijn beroemde speech "I have a Dream". Hij wilde op een geweldloze manier protesteren tegen de segregatie in zijn land. Werd in 1968 vermoord.
Jonge acteur. Hij stond voor de opstandige jeugd, onder meer in zijn bekendste film Rebel Without a Cause. Hij droeg vaak een T-shirt en een spijkerbroek. In die dagen was een T-shirt ondergoed en de spijkerbroek fabriekskleding. Door hem gingen veel jongeren deze kleding ook dragen.
Werd wereldberoemd als sekssymbool door haar rollen in verschillende films. Ze voldeed aan het toenmalige schoonheidsideaal en werd daarmee een rolmodel voor veel vrouwen.
Op zijn voorstel nam het Congres in  1964 de Civil Rights Act (Burgerrechtenwet) aan.
Was een van de Amerikaanse leiders en woordvoerders van de Nation of Islam, een Afro-Amerikaanse moslimorganisatie die onder meer streed voor gelijke rechten van de zwarte bevolking. Daarbij schuwde hij geweld niet. Begin 1965 werd hij vermoord.

James Dean
De populairste rockster. Hij had met zijn vetkuif, strakke spijkerbroeken T-shirts en jacks grote invloed op de jongerenmode.

Slide 45 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerken Massacultuur
A
Welvaart, dagelijks leven, vernieuwing, onbegrensde mogelijkheden, oppervlakkigheid
B
Welvaart, goede handel, pracht en praal, adel.
C
inhoud boven vorm, hoe hogere sociale klasse hoe succesvoller, populaire massamedia
D
men zocht antwoorden over de aard van de kunst van het leven, verzet tegen traditionele opvattingen.

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom vervaagt het verschil tussen 'hoge' en 'lage' kunst in de massacultuur?
A
hoge kunst komt in museums te hangen en lage kunst wordt onderdeel van de massacultuur
B
lage kunst komt in museums te hangen en hoge kunst wordt onderdeel van de massacultuur

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke kenmerken horen bij massacultuur?
A
groot verlangen, gevoel staat centraal, escapisme, vrijheid en autonomie
B
ter lering en vermaak, calvinisme, moralisme, kennis vd klassieken
C
expressie, vernieuwing, vooruitgangsdenken, originaliteit, essentie
D
cultuurindustrie, relativering, interdisciplinair, eclectisch, consumptiemaatschappij

Slide 48 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Deze installatie van Ai Weiwei hoort bij de Massacultuur omdat:
A
Hij gebruikt maakt van dagelijkse gebruiks-voorwerpen
B
Hij een maatschappelijk betrokken activist is
C
Hij een massa krukjes gebruikt
D
Zijn kunstwerk makkelijk na te maken is

Slide 49 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is postmodernisme?
A
Een religieus concept uit het oude Egypte.
B
Een middeleeuws kunstgenre.
C
Een filosofische en culturele stroming na het modernisme.
D
Een politieke beweging in de 19e eeuw.

Slide 50 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Postmodernisme
A
Form follows function
B
Form follows fun

Slide 51 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Postmodernisme
A
Less is a Bore Form Follows Fun
B
Less is More Form follows Function

Slide 52 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Postmodernisme
A
Form follows function
B
Form follows fun

Slide 53 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Postmodernisme
A
Form follows function
B
Form follows fun

Slide 54 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Postmodernisme
A
Less is a Bore Form Follows Fun
B
Less is More Form follows Function

Slide 55 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
modernisme
B
postmodernisme

Slide 56 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
modernisme
B
postmodernisme

Slide 57 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
modernisme
B
postmodernisme

Slide 58 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
modernisme
B
postmodernisme

Slide 59 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
modernisme
B
postmodernisme

Slide 60 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
modernisme
B
postmodernisme

Slide 61 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
modernisme
B
postmodernisme

Slide 62 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
modernisme
B
postmodernisme

Slide 63 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is GEEN kenmerk van het postmodernisme?
A
"less is more"
B
Vermenging van stijlen
C
"less is a bore"
D
Stijl citaten

Slide 64 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
modernisme
B
postmodernisme

Slide 65 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
modernisme
B
postmodernisme

Slide 66 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke kunstperiode behoort de slogan:
'Less is more'
A
Modernism
B
Postmodernism

Slide 67 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Less is more
Less is a bore
Sure, blablabla..de waarheid bestaat niet, ik maak wat ik tof vind
Kunst geeft vorm aan de waarheid waarnaar men op zoek is.
eclecticisme
Hoge cultuur
Hoge en lage cultuur versmelten

Slide 68 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Discodans
Klassiek Ballet
musical/show

Slide 69 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is mise-en-scene
A
Wat wordt er gedaan met belichting tijdens een voorstelling.
B
Hoe maken de acteurs gebruik van het speelveld.
C
De scene die wordt uitgebeeld speelt zich in de mist af.
D
Het is een term die in de wetenschap wordt gebruikt.

Slide 70 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I. Mise-en-scene valt onder 'aspecten van het spel'
II. Handeling (gebruik van lichaam) valt onder 'aspecten van het spel'

Welke uitspraak is van toepassing
A
I is juist, II is onjuist
B
I is onjuist, II is juist
C
Beide zijn juist
D
Beide zijn onjuist

Slide 71 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

POPART
Abstract 
expressionisme
Minimal art

Slide 72 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

SPEL
(door acteurs)
THEATER
VORMGEVING
lichaam
stem
speelstijl
mise-en-scène
decor
locatie
kostuum
grime/hairstyling
rekwisieten/attributen
belichting
muziek
geluidseffecten

Slide 73 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verticale compositie
Horizontalecompositie
Centrale compositie
Diagonale compositie

Slide 74 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mise en scene

Enscenering

Toneelbeeld

Een 'still' waarop je decor, kostuums, rekwisieten, belichting, positie vd acteurs ziet
Het gebruik van het toneel door de acteurs (looplijnen, blikrichting, placering, op/afgaan)
Het geheel van positie en bewegen van de acteurs i.c.m. locatie, licht, geluid, kostuum, decor, rekwisieten... 

Slide 75 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stelling 1: popart-kunstenaars bombarderen de producten van de
massacultuur, zoals reclames en strips, tot kunst.
Stelling 2: de wereldwijde invloed van de massamedia op ons dagelijks leven wordt
uitvergroot in pop-art.
A
Stelling 1 en 2 zijn allebei onjuist
B
Stelling 1 is juist, 2 is onjuist
C
Stelling 1 en 2 zijn juist
D
Stelling 1 is onjuist, 2 is juist

Slide 76 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke stijl zien we hier?
A
Modernisme
B
Postmodernisme
C
Renaissance
D
Popart

Slide 77 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Postmodernisme
A
Less is a Bore Form Follows Fun
B
Less is More Form follows Function

Slide 78 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
modernisme
B
postmodernisme

Slide 79 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tekst
aspecten van de VOORSTELLING
aspecten van de VORMGEVING
Wat zie ik?
Wat hoor ik?
Wat is het verhaal?
Hoe klinkt het ?
Hoe is het schilderij ingedeeld ?
Hoe bewegen de danseressen over het podium  ?
Hoe is de camera gebruikt in de film ?
Welke locatie is gebruikt?
Hoe ziet het kostuum eruit?

Slide 80 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een musicalfilm is
A
een lachfilm waarin grappige lichamelijke acties (struikelen, uitglijden over een bananenschil, etc.) aaneengeregen worden tot een verhaal zonder veel betekenis.
B
een film waarin het verhaal deels verteld wordt door muziek, zang en dans uitgevoerd door de filmpersonages zelf als onderdeel van hun rol.
C
een filmgenre met sentimentele verhalen waarbij het vaak draait om het oproepen van sterke emoties.

Slide 81 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De film in je jaren 50 krijgt het moeilijk door de opkomst van de
A
radio
B
musical
C
tv

Slide 82 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Op welke manier wijkt West side story af van de musicals uit deze tijd?
A
Er wordt meer gedanst
B
Mannen en vrouwen spelen mee
C
De verhaallijn heeft diepgang.
D
Het is puur amusement

Slide 83 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het onstaan van de musical werd beïnvloed door:
A
Londense Music Hall
B
Weense operette
C
blanke jazz
D
Alle antwoorden

Slide 84 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
Romantische Film
B
Actie Film
C
Propaganda
D
Musical

Slide 85 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe beschrijf je vormgeving van spel?
A
houding, mimiek, gebaren
B
houding, mimiek, intonatie, rekwisieten
C
lichaam, stem, speelstijl, mise-en-scene
D
lichaam, stem, decor, rekwisieten

Slide 86 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies