Concurso 'deporte y la salud'

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

¿Qué deporte practica Rafa Nadal?
Rafa Nadal juega al...

Slide 4 - Open vraag

¿Quién es esta persona?
(alleen achternaam!)

Slide 5 - Open vraag

¿Para qué club juega Sergio Ramos?

Slide 6 - Open vraag

¿Qué país ganó la copa mundial en fútbol en 2010?
Contesta en español.

Slide 7 - Open vraag

¿Quién es este señor?
(alleen achternaam!)

Slide 8 - Open vraag

¿Cómo se llama 'ronde van Spanje' en español?

Slide 9 - Open vraag

¿Qué deporte practica Alberto Contador?

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Tekstslide

¿Qué dices en español cuándo tienes dolor?

Slide 12 - Open vraag

¿Cómo se llama esta parte del cuerpo? (gebruik lidwoorden!)

Slide 13 - Open vraag

¿Cómo se llama esta parte del cuerpo? (gebruik lidwoord en enkelvoud!)

Slide 14 - Open vraag

¿Cómo se llama esta parte del cuerpo? (gebruik lidwoord en enkelvoud!)

Slide 15 - Open vraag

¿Cómo se llama esta parte del cuerpo? (gebruik lidwoorden!)

Slide 16 - Open vraag

¿Cómo se llama esta parte del cuerpo? (gebruik lidwoorden!)

Slide 17 - Open vraag

Vul deze zinnen aan met het juiste woord (lichaamsdelen). Let op enkelvoud/meervoud!

Tengo cinco ____ en cada mano y pie.

Slide 18 - Open vraag

Vul deze zinnen aan met het juiste woord (lichaamsdelen). Let op enkelvoud/meervoud!

Cuando me molestan los ___ ya no puedo escuchar bien.

Slide 19 - Open vraag

Vul deze zinnen aan met het juiste woord (lichaamsdelen). Let op enkelvoud/meervoud!

La lengua y los dientes están dentro de la ___

Slide 20 - Open vraag

Vul de zinnen aan met de juiste vorm van el imperativo.

A María le duele mucho la garganta.
- (Beber) té con miel



Slide 21 - Open vraag

Vul de zinnen aan met de juiste vorm van el imperativo.

Laurenzo tiene un dolor de cabeza tremendo.
- (tomar) una aspirina.



Slide 22 - Open vraag

Vul de zinnen aan met de juiste vorm van el imperativo.

A Juan le duele el estómago.
- (descansar) mucho.



Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Tekstslide

¿Qué vas a hacer estas vacaciones?
¿Cuáles son tus planes?

Slide 25 - Woordweb