B&F, Taal, les 3

Taal Blok 6 les 3
Les Woordenschat
Thema slapen 
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Taal Blok 6 les 3
Les Woordenschat
Thema slapen 

Slide 1 - Tekstslide

Hoe vindt je de betekenis van een woord?
-Je leest erover.
-Je kijkt naar een plaatje.
-Je vraagt het aan iemand die het weet. 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Betekenis van tukken

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Knikkebollen betekent:
A
ja zeggen tegen iets leuks
B
zittend slapen waarbij je hoofd steeds knikt
C
met knikkers een spelletje spelen

Slide 6 - Quizvraag

Andere woorden voor slapen

Slide 7 - Tekstslide

Wat zijn andere woorden voor slapen?
(3 antwoorden)
A
een dutje doen
B
tukken
C
pitten
D
bakken

Slide 8 - Quizvraag

Wat zijn andere woorden voor slapen?
(3 antwoorden)
A
fietsen
B
maffen
C
een uiltje knappen
D
onder zeil zijn

Slide 9 - Quizvraag

Maak de rebus. Schrijf het antwoord op.

Slide 10 - Open vraag

Wat betekent: onder zeil zijn
A
Je slaapt kort
B
Je slaapt op een boot
C
Je slaapt lang en diep

Slide 11 - Quizvraag

Welke woorden betekenen kort slapen?
(2 antwoorden)
A
onder zeil zijn
B
een dutje doen
C
een uiltje knappen
D
maffen

Slide 12 - Quizvraag

Welk woord past hierbij en wat is de betekenis?
(2 antwoorden)
A
een uiltje knappen
B
onder zeil zijn
C
kort slapen
D
lang slapen

Slide 13 - Quizvraag

Beddengoed betekent:
Alles wat je nodig hebt om je bed op te maken:
zoals: dekbedovertrek, hoeslaken, kussensloop, kussen



Je hebt allerlei dekbedovertrekken:
Op de foto zie je een dekbedovertrek met auto's. 

Slide 14 - Tekstslide

Wat staat erop jouw dekbedovertrek?

Slide 15 - Open vraag

Waar of niet waar?
Je ligt onder je dekbedovertrek
A
Waar
B
niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Waar of niet waar?
Beddengoed: je ligt erop en eronder
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Heb je de foto's bekeken?
Waar zou jij willen slapen?
(kies 1 plek/foto)

Slide 23 - Open vraag

Hoe ziet die plek eruit?

Slide 24 - Open vraag

Wat is er bijzonder aan die plek?

Slide 25 - Open vraag

Waarom wil je daar het liefst slapen?

Slide 26 - Open vraag

Goed gewerkt!
Je hebt in deze les:
-Nieuwe woorden rond het thema slapen geleerd.
-Bijzondere slaapplekken bekeken en één plek beschreven.

Slide 27 - Tekstslide