Er wordt iets gezegd en daarna wordt het tegenovergestelde beweerd.
Deze leren tas is klein, maar je kunt er best veel in meenemen.
In dit voorbeeld weet je dankzij het signaalwoord maar dat er een tegenstelling in deze zin staat. “Leren tas is klein” is het tegenovergestelde van het best veel meenemen.
Signaalwoorden tegenstelling:
Maar, echter, toch, daarentegen, hoewel, desondanks, aan de ene kant, enerzijds, anderzijds, hoewel, integendeel, behalve…