12-03-2024 gram D ontkenning herhalen + werkblad

Bonjour à tous!

Telefoon in de telefoontas
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Bonjour à tous!

Telefoon in de telefoontas

Slide 1 - Tekstslide

Telefoon in de telefoontas

Laptop blijft in de tas

Boek op tafel


Telefoon in de telefoontas

Laptop blijft in je tas



Bonjour à tous!

Slide 2 - Tekstslide

Maandag 25 maart - PW ABCD h.5
Wat moet je leren?

-Voca A + B → p.40  (F-NL / NL-F)
-Phrases-clés C → p.42  (F-NL / NL-F)
-Grammaire D (de ontkenning) → p.43
-Werkwoord avoir, être, aller → p.156/157
-Werkwoorden op -er → p.155

Slide 3 - Tekstslide

Aujourd'hui:
- Grammaire
- Au travail!


Slide 4 - Tekstslide

Grammaire
De ontkenning

Wat hebben jullie ervan onthouden?

Slide 5 - Tekstslide

De ontkenning
Het woord niet of geen bestaat in het Frans uit twee woorden:
Ne ... pas

''Ne'' staat vóór de persoonsvorm (eerste werkwoord in de zin) en ''pas'' direct erna.

Tu manges un macaron -> Tu ne manges pas un macaron



Slide 6 - Tekstslide

De ontkenning
''Ne'' staat vóór de persoonsvorm (eerste werkwoord in de zin) en ''pas'' direct erna.

Maar als de persoonsvorm met een klinker begint, verandert ''ne'' in n'

il aime des croissants. -> il n'aime pas des croissants. 



Slide 7 - Tekstslide

De ontkenning - Stappenplan
1. Zoek de persoonsvorm (het eerste werkwoord in de zin)

2. Zet ne / n'  vóór de persoonsvorm 
en pas  achter de persoonsvorm



Slide 8 - Tekstslide

Andere ontkenningen
1. Je mange le chocolat (nooit) -> .....
2. Elle est malade (niet) -> .....
1. Je mange le chocolat (nooit) -> .....
2. Elle est malade (niet meer) -> .....
3. il aime un macaron (niet) -> ....

Slide 9 - Tekstslide

Exercice
Maak onderstaande zinnen ontkennend. 
 Je mag overleggen.
1. Elle parle français (niet) -> .....
2. il travaille (nog niet) -> .....
3. Sophie a regardé (niets) -> ...
timer
2:50

Slide 10 - Tekstslide

2 uitzonderingen
C'est  (het is)  ->  ce n'est pas

il y a  (er is/er zijn)  ->  il n'y a pas

Slide 11 - Tekstslide

Maak het werkblad
Klaar? -> Ga leren voor het proefwerk:

-Voca A + B → p.40 (F-NL / NL-F)
-Phrases-clés C → p.42 (F-NL / NL-F)
-Grammaire D (de ontkenning) → p.43
-Werkwoord avoir, être, aller → p.156/157
-Werkwoorden op -er → p.155

Slide 12 - Tekstslide