proeftoets kapitel 5 en 6

timer
1:00
Vertaal de 6 modalverben
Moeten, willen, kunnen,
mogen, lusten, weten
1 / 23
volgende
Slide 1: Woordweb
DuitsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslide en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

timer
1:00
Vertaal de 6 modalverben
Moeten, willen, kunnen,
mogen, lusten, weten

Slide 1 - Woordweb


A

Slide 2 - Quizvraag

Slide 3 - Woordweb


Slide 4 - Open vraag

Slide 5 - Video

München

Slide 6 - Sleepvraag

timer
2:00
Ich mag

du darfst

ihr könnt
Sie wissen
es will

het wil

jullie kunnen

jij mag

Ik lust 

U weet

Slide 7 - Sleepvraag

Slide 8 - Tekstslide

links:
sleep het  bezittelijk voornaam-
woord
naar de 
juiste vertaling

Rechts:
Sleep de juiste uitgang naar het zelfstandig- naamwoord
timer
3:00
mijn
haar
onze
jouw

Läden
Verkäuferin

Kunde

ihr

mein

dein

unser

eine

ein


Keine

Slide 9 - Sleepvraag

Slide 10 - Video

Het bezittelijk voornaamwoord wordt op dezelfde manier vervoegd als "ein"
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Wanneer wordt er een 'e' achter een bezittelijk voornaamwoord gezet?
A
Bij mannelijke woorden ('der' woorden)
B
Bij meervoud (altijd 'die')
C
Bij vrouwelijke woorden ('die' woorden)
D
Bij onzijdige woorden ('das' woorden)

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Ihre Tante ist 32 Jahre alt.
A
Ihre
B
Tante
C
32 Jahre
D
alt

Slide 13 - Quizvraag

Vervoeg het bezittelijk voornaamwoord:
Dies ist (mijn)…...Buch


A
meine
B
deine
C
dein
D
mein

Slide 14 - Quizvraag

Vertaal naar het Duits:
eergisteren
A
gestern
B
vorgestern
C
morgen
D
übermorgen

Slide 15 - Quizvraag

Was ist das beste Schulfach?
timer
0:20
A
Duits
B
Deutsch
C
Allemand
D
German

Slide 16 - Quizvraag

Vertaal naar het Nederlands:
das Einkaufszentum
A
de winkel
B
de etalage
C
inkopen doen
D
het winkelcentrum

Slide 17 - Quizvraag

Vertaal naar het Duits:
te nauw

Slide 18 - Open vraag

Vertaal naar het Nederlands:
Zeitungen austragen

Slide 19 - Open vraag

Zet de zin in de juiste volgorde:
dir helfen Kann ich?

Slide 20 - Open vraag

Zet de zin in de juiste volgorde:
Hose passt die Wie?

Slide 21 - Open vraag

Zet de zin in de juiste volgorde:
Kundendienst Wo der ist?

Slide 22 - Open vraag

Zoek met behulp van de volgende zinnen uit, welk beroep de personen hebben en in welke stad ze wonen. Sleep de oranje vakken naar Beruf en Stadt 

Anna


Lina

Ruben
1. Lina kommt nicht aus Berlin. 2. Die Sekretärin heißt nicht Anna.
3. Der Taxifahrer kommt nicht aus Hamburg. 4. Die Ärzin kommt nicht aus München. 5. Ruben komt nicht aus Berlin

Beruf

Beruf

Beruf

Stadt

Stadt

Stadt

München

Berlin

Hamburg

Sekretärin

Taxifährer

Ärztin

Slide 23 - Sleepvraag