4.5 woorden (les 1)

4.5 woorden (les 1)
Deze les:

-Programma h3 en h4
-Quizlet BLAST woorden 4.5
-Starten met woorden 4.5 
-Zelfstandig werken aan de opdrachten 
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

4.5 woorden (les 1)
Deze les:

-Programma h3 en h4
-Quizlet BLAST woorden 4.5
-Starten met woorden 4.5 
-Zelfstandig werken aan de opdrachten 

Slide 1 - Tekstslide

Programma h3 en h4 
3.5 woorden
3.7 grammatica
3.8 spelling
4.5 woorden
4.7 grammatica
4.8 spelling 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Schooltaalwoorden 
  •  Schooltaalwoorden zijn woorden die je op school gebruikt.
  • Wiskunde: oppervlakte
  • Scheikunde: practicum
  • Natuurkunde: onderzoeken
  • Aardrijkskunde: aardbeving 

Slide 4 - Tekstslide

Kies het juiste woord bij elke zin:
De man stond op de uitkijk bij een overval.

A
Alarmbellen doen rinkelen .
B
Alert
C
Ergens in trappen
D
Medeplichtig

Slide 5 - Quizvraag

Ik zag een briefje van vijf op straat liggen, maar toen ik het wilde pakken, trok iemand het weg.
A
Ergens in trappen
B
gering
C
Medeplichtig
D
Alarm bellen doen rinkelen

Slide 6 - Quizvraag

De kans is klein dat ik die scooter kan betalen.
A
Alert
B
Medeplichtig
C
Gering
D
Ergens in trappen

Slide 7 - Quizvraag

Ik kreeg het gevoel dat er iets mis was.
A
Alarm bellen doen rinkelen
B
Medeplichtig
C
Ergens in trappen
D
Gering

Slide 8 - Quizvraag

In een donker steegje let ik altijd extra goed op.
A
Alarm bellen doen rinkelen
B
Ergens in trappen
C
Gering
D
Alert

Slide 9 - Quizvraag

Waarom zijn schooltaalwoorden belangrijk?
A
Schooltaalwoorden zijn moeilijk.
B
Schooltaalwoorden worden vaak gebruikt op school.
C
Schooltaalwoorden zijn gemakkelijk.
D
Schooltaalwoorden zijn saai.

Slide 10 - Quizvraag

Wat betekent: gebruikelijk ?
A
duidelijk maken
B
zoals iets gewoonlijk gebeurt
C
onderbouwen
D
vooral, voornamelijk, het meeste

Slide 11 - Quizvraag

Wat betekent: hoofdzakelijk ?
A
vooral, voornamelijk, het meeste
B
actie om iets te verbeteren of probleem op te lossen
C
zoals iets gewoonlijk gebeurt
D
bijvoorbeeld

Slide 12 - Quizvraag

Wat betekent: een gebrek aan ?
A
bijvoorbeeld
B
de grootte van iets
C
te weinig
D
bijvoorbeeld

Slide 13 - Quizvraag

Wat betekent: ca. (circa) ?
A
te weinig
B
er komt niets meer daarna
C
ongeveer
D
vooral, voornamelijk, het meeste

Slide 14 - Quizvraag

Welk woord past in de zin?
Er zijn veel voetbalclubs, ..............Feijenoord, Ajax en PSV

A
ca. (circa)
B
bv. (bijvoorbeeld)
C
i.p.v. (in plaats van)
D
d.v.m. (door middel van)

Slide 15 - Quizvraag

Welk woord past in de zin?
We leren nieuwe woorden .......... oefenen.

A
i.p.v. (in plaats van)
B
blz. (bladzijde)
C
d.m.v. (door middel van)
D
bv. (bijvoorbeeld)

Slide 16 - Quizvraag

Ga naar: www.quizlet.live

Slide 17 - Tekstslide

4.5 woorden 


Maak van 4.5 opdracht 2, 3a, 6, 7, 11

Slide 18 - Tekstslide