urinewegstelsel

Urine en urinewegstelsel
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Urine en urinewegstelsel

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is urine?

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Straks zien jullie een filmpje over het urinewegstelsel.
Maak na het filmpje een samenvatting in jullie eigen woorden

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Urine
  • Water 90-95 %
  • Afbraakproducten van eiwitten ( ureum en urinezuur)
  • Zouten
  • Urinekleurstof
  • Vitaminen ( bijv. teveel aan vitm. C in voeding )
  • Hormonen

Slide 5 - Tekstslide

Ureum is een afvalproduct bij de eiwitstofwisseling in de lever, en vormt samen met water, het belangrijkste bestanddeel van urine.

Als de nieren dit onvoldoende uit kunnen scheiden, blijft er te veel ureum in het bloed achter. Dit kan klachten geven, zoals moeheid, misselijkheid, braken, smaakverandering, jeuk, hoofdpijn. Om deze klachten te voorkomen of te verminderen moet de voeding een aangepaste hoeveelheid eiwit bevatten.

Urinewegstelsel

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Straks zien jullie een filmpje over het urinewegstelsel.
Maak na het filmpje een samenvatting in jullie eigen woorden

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke klachten passen bij een blaasontsteking?
A
grote hoeveelheden plassen
B
niet kunnen plassen
C
pijn, die verdwijnt tijdens het plassen
D
kleine beetjes plassen

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Urine observatie
* kleur
*helderheid
*Hoeveelheid
* frequentie
* geur
* manier van urineren

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zoek op in duo's
* stress incontinentie
*Urge- incontinentie
* gemengde incontinentie
*functionele incontinentie
* Overloopincontinentie
* totale incontinentie

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nieren

Slide 13 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ligging van de nieren
  • Hoog in de buikholte.
  • Tegen achterste buikwand.
  • Achter het buikvlies.
  • Weerszijden van wervelkolom 1 nier.
  • Holle kant naar elkaar toe.
  • Nieren zijn buikorganen.
  • Worden beschermd door de borstkas.
  • Linker nier ligt tegen middenrif aan, rechter nier ligt iets lager.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Functie van de nieren
  • Uitscheiden van afvalstoffen ureum, (afvalstof van eiwitstofwisseling), hormonen, overtollige vitaminen, medicatie-resten etc.)
  • Uitscheiden van te veel water en zout
  • Reguleren de zuurgraad van het bloed  om stofwisselingsprocessen goed te laten verlopen. Ze scheiden alkaliën (basische stoffen) en zuren uit. Hierdoor is samenstelling van de urine steeds anders.
  • Filtreren van het bloed. Ongeveer 1500 liter bloed stroomt dagelijks door de nieren

Slide 16 - Tekstslide

alkalische of basische stoffen: alles boven de 7.45
De nieren behoren tot 
de uitscheidingsorganen

Het urinewegstelsel bestaat uit de volgende onderdelen:
  • Nieren (renes)
  • Urineleiders( ureter(e)s)
  • Blaas( vesicae)
  • Urinebuis(urethra)

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De urinewegen
  • Nieren (ren of renes)
  • Urineleider (ureters) = urine van nier naar blaas
  • Blaas (vesica urinaria) = opslag van urine, uitscheiden van urine
  • Urinebuis (urethra) = uitscheiden van urine

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Urinewegen
  • Vanuit de nierbekken druppelt de urine via de urineleiders naar de blaas en verlaat het lichaam door de urinebuis.  

  • Het uiteinde van de blaas bestaat uit twee sluitspieren:
- De binnenste sluitspier bestaat uit glad spierweefsel (onwillekeurig)
- De buitenste sluitspier bestaat uit dwarsgestreept spierweefsel (willekeurig)

  • De blaas verzamelt de urine en kan 1 tot 1,5 liter urine bevatten.
  • Tijdens het plassen trekt spierweefsel, de buikpers en de sluitspieren samen

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Urinewegen
  • Als de blaas vol genoeg zit, gaat er een zenuwprikkel via het ruggenmerg naar de hersenen
  • Baby’s kunnen het verband nog niet leggen tussen de zenuwprikkel en het moment van het legen van de blaas. Ook volwassenen kunnen door een bepaalde aandoening of ouderdom deze prikkel niet goed meer verwerken. Je spreekt dan van incontinentie.
  • De samenstelling van urine is altijd anders dit komt door de werking van verschillende organen, medicatiegebruik en voeding. De normale kleur van urine is heldergeel.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ligging van de blaas

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste volgorde bij dwarsdoorsnede van de nier van buiten naar binnen?
A
nierbekken, nierschors, niermerg, nierkapsel
B
nierkapsel, nierschors, niermerg, nierbekken
C
niermerg, nierkapsel, nierschors, nierbekken

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dwarsdoorsnede - buiten > binnen
  • Het nierkapsel (onderdeel beschermlaag)
  • De nierschors = cortex
  • Het niermerg = medulla
  • Het nierbekken = pyelum of pelvis renalis

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Video

Deze slide heeft geen instructies

individuele opdracht
Teken het urinewegstelsel
Wissel met andere student en vul elkaar aan

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Blaasreflex en plassen
In de blaas wordt urine opgeslagen totdat deze vol is. Een seintje van de blaas naar de hersenen maakt vervolgens duidelijk wanneer het tijd is om te plassen. Gemiddeld gebeurt dit ongeveer vier tot acht keer per dag.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar wordt het plassen aangestuurd
A
Hersenstam
B
In de blaas
C
In de kleine hersenen
D
In de nieren

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel urine kan de blaas ongeveer aan urine vasthouden?
A
150ml
B
200 ml
C
300 ml
D
500 ml

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

een urineweg infectie herken je aan de urine als de urine
A
helder is, ruikt en geconcentreerd is
B
geconcentreerd is, troebel, en bloed bevat
C
troebel is, lichtgeel is en ruikt
D
bloed bevat, helder en klonterig is

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is urine retentie?
A
Zonder aandrang urine verliezen
B
Door hoesten urine verliezen
C
Urine vasthouden in de blaas door niet te kunnen urineren
D
Het overlopen van de blaas

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de urine..... wordt urine tijdelijk opgeslagen.
A
blaas
B
leider
C
buis

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De nieren zijn heel belangrijk. Ze maken urine. In urine zitten ...
A
afvalstoffen, hormonen en suiker
B
afvalstoffen, hormonen en bloedcellen
C
afvalstoffen, hormonen en water
D
afvalstoffen, hormonen en eiwitten

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Urine wordt gemaakt in
A
Urineblaas
B
Urinebuis
C
Nierschors & niermerg
D
Nierbekken

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van de nierbekken?
A
Beschermt de nier
B
Hier vindt de resorptie plaats
C
Vangt de gevormde urine op

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Filtratie
Je nieren filteren afvalstoffen uit je bloed die samen met water je urine vormen. Via de urineleider komt de urine in je blaas terecht, waarna je het uit kunt plassen. Stoffen die nuttig zijn voor het lichaam worden via je nierader terug in je bloed gebracht.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorurine uitscheiden van stoffen die niet nodig zijn noemt men
A
Afvalproductie
B
Actieve secretie
C
Dumpen
D
Wegfilteren

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De nieren en stikstofhoudende afvalstoffen. Welke stof is het meest toxisch en wil je lichaam echt kwijt?
A
Ureum
B
Urinezuur
C
Ammonia
D
Eiwitten

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat kan de productie van urinezuur verhogen?
A
alcohol
B
roken
C
te weinig beweging
D
eten van veel fruit

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarvan zijn ureum en urinezuur afvalstoffen?
A
Van de eiwitverbranding
B
Van de koolhydraatverbranding
C
Van de vetverbranding

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar bestaat urine o.a uit?
A
Urinezuur, Gifstoffen
B
Stoffen die het lichaam niet kan gebruiken
C
Afbraakproducten, of deel geneesmiddelen
D
A,B en C zijn juist

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Troebele, schuimende urine komt door:
A
Veel frisdrank met koolzuur drinken
B
Witte bloedcellen en pus (Blaasontsteking)
C
Veel melkproducten eten en drinken
D
Zoutkristallen van urinezuur of fosforzuur

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ureum
Ureum is een afvalproduct bij de eiwitstofwisseling in de lever.

De nieren verwerken het ureum. Deze zorgen voor de terugresorptie (opgenomen in lichaam) en uitscheiding via de nieren.

Een verhoogd of verlaagd ureum zegt wat over hoe goed de nieren functioneren.

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Urine
De samentelling van urine is niet altijd het zelfde. 
Als je veel hebt gedronken is je urine licht van kleur.

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Urine
Omdat de stoffen in je lichaam kunnen veranderen, veranderd je urine ook. 
Zitten er veel afvalstoffen in je lichaam, dan bevat je urine ook meer afvalstoffen.
De kleur van je urine vertelt je of je genoeg drinkt.  

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hormonen en urine
De hypofyse stuurt het hormoon ADH op het juiste moment in de juiste hoeveelheid naar de nieren. ADH reguleert de hoeveelheid urine en de concentratie daarvan. Het zorgt ervoor dat de nieren voldoende water vasthouden en niet te veel water loslaten.

Slide 45 - Tekstslide

Antidiuretisch hormoon (ADH)
Urine en emotie
Bij blaas en nieren hoort de emotie angst. Angst geeft een sterke reactie op de bijnieren. Te lang teveel angst/stress kan leiden tot uitputting van de bijnieren, waardoor klachten kunnen ontstaan zoals een terugkerende blaasontsteking.

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

individuele opdracht
Teken de doorsnede van een nier 
Wissel met andere student en vul aan
(Na uitwisseling mag je een voorbeeld erbij houden)

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies