Les 8 - Paragraaf 3.5 - Transmigratie

Programma deze les
  • Bespreken huiswerk - paragraaf 3.4 'Urbanisatie'
  • Opdracht voor deze les - paragraaf 3.5 'Transmigratie'



1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Programma deze les
  • Bespreken huiswerk - paragraaf 3.4 'Urbanisatie'
  • Opdracht voor deze les - paragraaf 3.5 'Transmigratie'



Slide 1 - Tekstslide

Huiswerk voor vandaag
- Doornemen les 3.4 - Urbanisatie - Lessonup (inclusief artikel lezen over verplaatsen van de hoofdstad)
- Maken vraag 9 t/m 11, paragraaf 3.4 - Urbanisatie

Er volgen zo enkele vragen over paragraaf 3.4 en het opgegeven huiswerk.

Slide 2 - Tekstslide

De betekenis van urbanisatie is:
A
De trek van het platteland naar de stad.
B
Het percentage van de bevolking dat in de stad woont.
C
Het percentage mensen dat in een land jaarlijks naar de stad trekt.

Slide 3 - Quizvraag

Leg het verschil uit tussen urbanisatiegraad en urbanisatietempo.

Slide 4 - Open vraag

Wat is een pullfactor om in Indonesië te verhuizen naar de stad?
A
Geen werk
B
Aanwezigheid van werk
C
Geen scholing
D
Geen goede gezondheidszorg

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen pull- en pushfactoren?

Slide 6 - Open vraag

Noem twee pushfactoren om het platteland van Indonesië te verlaten.

Slide 7 - Open vraag

In rijke landen wonen al veel mensen in de steden. In Nederland is de urbanisatiegraad maar liefst 90%. Nederland is een ontwikkeld land. In arme landen is de urbanisatiegraad nog lager, maar neemt het tempo van mensen die verhuizen van het platteland naar de stad toe.
Lees onderstaande zin. Zet de nummers 1, 2 en 3 onder elkaar en noteer het juiste woord.

In rijke/arme (1) landen is het percentage mensen dat in de stad woont laag/hoog (2) en het percentage waarmee de stad groeit laag/hoog (3).

Slide 8 - Open vraag

Sloppenwijken

Slide 9 - Woordweb

Wat heeft een hoog urbanisatietempo te maken met sloppenwijken?

Slide 10 - Open vraag

Opdracht voor deze les (en huiswerk)
-> Kijk nu zelfstandig vraag 9 t/m 11 na (paragraaf 3.4). De antwoorden staan in Teams, bij de bestanden.

-> Lees paragraaf 3.5 - Transmigratie, iBooks

-> De volgende dia's gaan over paragraaf 3.5, bekijk deze dia's zelfstandig.

Slide 11 - Tekstslide

In paragraaf 3.5...
  • Gaan we kijken naar waarom mensen gedwongen werden te verhuizen in Indonesië - Transmigratie

Slide 12 - Tekstslide

Bevolkingsspreiding - Wat valt je op?

Slide 13 - Tekstslide

Op Java wonen de meeste mensen

Slide 14 - Tekstslide

Een probleem?



  1. Men was bang voor overbevolking en de druk die dat zou geven op de bestaande voorzieningen 
  2. Alle macht was geconcentreerd op Java terwijl de Nederlanders hun macht het liefste wilden uitbreiden naar de buitengebieden (de andere eilanden) 
Ja, al in de koloniale tijd.... 
Het probleem was tweeledig:

Slide 15 - Tekstslide

De oplossing?
Transmigratie
Landloze Javaanse boeren werden naar dunbevolkte gebieden gestuurd om daar een (boeren)bedrijf te beginnen


Een transmigratiedorp

Slide 16 - Tekstslide

Doelen transmigratie
  1. Bevolkingsdruk op Java verminderen.
  2. Het overbrengen van de Javaanse cultuur op andere eilanden zodat het land meer 1 geheel zou worden (Javanisering).
  3. Het overbrengen van (landbouw) kennis en technieken zodat de buitengebieden zich economisch beter zouden kunnen ontwikkelen.

Slide 17 - Tekstslide

Was de transmigratie een succes?
Nee!
  1. Culturele conflicten
  2. Veel landbouwkennis was niet toepasbaar in de buitengebieden vanwege andere natuurlijke omstandigheden.
  3. Overbevolking werd niet tegen gehouden.

Slide 18 - Tekstslide