SE2: Drama Theorie reader Hoofdstuk 3

SE2: Theorie reader hfdstk 3
Mavo 3, deeltaak 5.
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
DramaMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 7 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

SE2: Theorie reader hfdstk 3
Mavo 3, deeltaak 5.

Slide 1 - Tekstslide

Welkom bij deze LessonUp
Deze lessonup beschrijft alle theorie van hoofdtstuk 2 van de theorie reader.

Als je dit symbool ziet:           betekent dat, dat er een gesproken uitleg is. Klik op dit symbool om de uitleg te horen.

Vul alle vragen in, zo goed als je kunt, ik kan de antwoorden die je geeft lezen en je krijgt daar feedback op. Log dus in met eigen je voor- en achternaam.
Veel plezier! 

Slide 2 - Tekstslide

Het gereedschap van de acteur
Als speler kun je verschillende dingen inzetten om je rol zo goed mogelijk neer te zetten:   
  1.  Het lichaam als instrument > zie 3.1  
  2. voordracht technieken > zie 3.2  
  3. spelgroottes > zie 3.3  
  4. emoties  
  5. status  
  6. kenmerken goed spel > zie 3.4 

Slide 3 - Tekstslide

3.1 Het lichaam als instrument.
Als acteur kun je 4 dingen van je lichaam in je spel inzetten.
  1. Houding
  2. Mimiek
  3. Beweging
  4. Stem
Deze 4 dingen zijn voor iedere acteur uniek, maar zijn wel getraind om ervoor te kunnen zorgen dat de acteur zijn personage zo precies mogelijk kan spelen.

Slide 4 - Tekstslide

Houding
Bij het beschrijven van de houding zeg je alleen wat je ziet, zonder dit te interpreteren.
Bijvoorbeeld: De vrouw zit rechtop in de stoel, terwijl de man rechtop staat en schuin in de camera kijkt.
En niet: Cercei Lannister kijkt arrogant, terwijl haar broer onzeker kijkt.

Slide 5 - Tekstslide

Mimiek
Betekent gezichtsuitdrukking. Ook dit beschrijf je door te zeggen wat je ziet zonder interpretatie.
Dus: De man kijkt fronsend in de camera.
En niet: Louis van Gaal is geïrriteerd omdat de pers niet luistert.

Slide 6 - Tekstslide

Beweging
Bij het beschrijven van bewegingen kun je het hebben over:
- zijn de bewegingen groot of klein?
- het tempo / ritme van de beweging
- zit er herhaling in?
- zijn de bewegingen synchroon? (tegelijk)
Ook hier weer alleen beschrijven wat je ziet en niet interpreteren!

Slide 7 - Tekstslide

Stem
De stem van de acteur is heel bepalend voor een personage.
Beschrijf bij de stem hoe deze klinkt.
- het volume
- de toonhoogte
- kenmerk, zoals kraak in de stem ipv schor
Ook dit beschrijf je zonder te interpreteren.

Slide 8 - Tekstslide

Beschrijf de beweging in deze foto.

Slide 9 - Open vraag

6

Slide 10 - Video

00:54
Beschrijf de mimiek van de hoofdpersoon.

Slide 11 - Open vraag

01:47
Beschrijf het stemgebruik van de hoofdpersoon.

Slide 12 - Open vraag

02:47
Beschrijf de houdingen van de dansers

Slide 13 - Open vraag

03:34
Hoe zou je de bewegingen van de dansers omschrijven?

Slide 14 - Open vraag

04:07
Welke sfeer straalt het decor en de kostuums uit? Leg je antwoord objectief uit.

Slide 15 - Open vraag

05:28
Wat denk je dat de boodschap is van dit kunstwerk? Leg uit.

Slide 16 - Open vraag

3.2 Voordracht technieken 
Als acteur kun je in de manier waarop je spreekt, gebruik maken van verschillende technieken. Hierdoor kun je nadruk leggen op bepaalde delen van je tekst.
  1. ritme  
  2. intonatie  
  3. intensiteit   
  4. klankkleur  
  5. pauzering 

Slide 17 - Tekstslide

2

Slide 18 - Video

03:10
Het ritme waarmee premier Mark Rutte spreekt, welke invloed heeft dat op de tekst die hij zegt?

Slide 19 - Open vraag

03:45
Beschrijf de intonatie van deze speech.

Slide 20 - Open vraag

3

Slide 21 - Video

01:24
Wat doet de pauzering op dit moment in de speech van Theo Maassen?

Slide 22 - Open vraag

02:37
Beschrijf de klankkleur van de stem.

Slide 23 - Open vraag

05:19
Theo Maassen speelt met de intensiteit van zijn speech. Wat doet hij hier? Beschrijf de intensiteit van de speech.

Slide 24 - Open vraag

3.3 Speelstijlen  
De acteur kan emoties via mimiek, houding, beweging en stem in verschillende groottes spelen.   
  
- Naturel spel  
- Realistisch spel  
- Typematig spel 

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Slide 27 - Video

Wat was het verschil in spel tussen deze twee video's? Benoem waaraan je dat hebt gezien.

Slide 28 - Open vraag

Slide 29 - Video

Dit is typematig spel, noem drie elementen van spel die de acteurs toepassen, waardoor het typematig wordt.

Slide 30 - Open vraag

Wanneer spreken we van "goed spel"?
Noem minimaal 5 dingen.

Slide 31 - Woordweb

3.4 Kenmerken van goed spel.
- GOED ZICHTBAAR  *(Geen rug naar publiek)  
* Afstand tot de andere spelers  
* Afstand tot het publiek 

- GOED VERSTAANBAAR        
 * Volume  
* Tempo  
* Articulatie  
* om de beurt praten - focus 

Slide 32 - Tekstslide

3.4 Kenmerken van goed spel.
- EXPRESSIE    (uitdrukking)                        
* verbaal=tekst  
intonatie
* non-verbaal =mimiek  
lichaamshouding  
beweging  

- SPELBELEVING    (geloofwaardigheid)                      
* inleven in je rol  
* inleven in de spelsituatie  
* spelconcentratie 
 

Slide 33 - Tekstslide

3.4 Kenmerken van goed spel.
- GROTER MAKEN 
* overdrijven  
Mimiek  
Lichaamshouding  
Beweging  
Stem  
 * stap-voor-stap   
Ageren   
Incasseren   
Reageren   
Schakelen 
- SAMENSPEL                             
* Houd de andere spelers goed in de gaten  
* Houd je aan de gemaakte afspraken 

Slide 34 - Tekstslide

2

Slide 35 - Video

00:00
Slechte scène
Dit is een voorbeeld van een slechte scène. Kijk er goed naar en vertel waarom dit een slecht gespeelde scène is.

Slide 36 - Tekstslide

01:07
Benoem wat dit zo'n slechte scène maakt. Benoem alleen het spel.

Slide 37 - Open vraag

Dit was de lessonup
Zorg ervoor dat je de hele theoriereader ( hoofdstuk 1, 2 , 3 incl de daarop volgende begrippenlijst) uit je hoofd leert. 

Deze moet je kennen èn kunnen toepassen aan het einde van de deeltaak in het SE, wat een schriftelijke toets is.
De begrippenlijst kun je oefenen via een Kahoot die gedeeld wordt op it's learning.

Slide 38 - Tekstslide