VH3 questions and negations

Grammar 3
Questions and Negations
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grammar 3
Questions and Negations

Slide 1 - Tekstslide

Today's goal 
- You can form:
  • questions 
  • negations 

with main verbs and auxiliary verbs (hulpwerkwoorden). 

Slide 2 - Tekstslide

Basisregel 
Een vraag maak je door de persoonsvorm vóór het onderwerp te zetten. 

Een ontkenning maak je door "not" achter het hulpwerkwoord 
te zetten. 

Slide 3 - Tekstslide

Pre-knowledge

Let's find out what  you remember from year 1 and 2

Slide 4 - Tekstslide

Make a question and negation:
I walk like a penguin.

Slide 5 - Open vraag

Make a question and negation:
She likes to write stories in her spare time.

Slide 6 - Open vraag

Make a question and a negation.
We are friends.

Slide 7 - Open vraag

Make a question and negation:
The teacher taught a boring lesson.

Slide 8 - Open vraag

Hoofdwerkwoorden
Zelfstandige werkwoorden, die aangeven wat er gebeurt. Ze kunnen alleen in een zin staan, of met hulpwerkwoorden. 

I play tennis 
I can play tennis 
We speak English 
We must speak English
He spends a lot of money
He shouldn't spend so much money



Hulpwerkwoorden of het koppelwerkwoord be 

Een hulpwerkwoord komt alleen voor in combinatie met een zelfstandig werkwoord. 
I can play the piano
We might join you
We should be more serious 

Het koppelwerkwoord "to be" volgt in vragen en ontkenningen de regels van hulpwerkwoorden. 

I am happy
You are sad 


Slide 9 - Tekstslide

What is important?
Een vraag of een ontkenning bevat in het Engels ALTIJD een hulpwerkwoord, of een vorm van het werkwoord "to be". 

Als er een hulpwerkwoord in de zin staat, herhaal je dat in de ontkenning of vraag.
Als er geen hulpwerkwoord staat, voeg je een vorm van het werkwoord "to do" toe. Dit wordt persoonsvorm. Daardoor wordt het oorspronkelijke werkwoord niet meer vervoegd. 

Slide 10 - Tekstslide

Met een hulpwerkwoord: 

He can play the piano
Can he play the piano? 
He can't play the piano.

We must listen to the teacher. 
Must we listen to the teacher?
We mustn't listen to the teacher  

They were happy
Were they happy? 
They weren't happy 
Met alleen een zelfstandig werkwoord: 

He plays the violin
Does he play the violin? 
He doesn't play the violin 

She went to the market
Did she go to the market? 
She didn't go to the market. 


Slide 11 - Tekstslide

Rule 1
Rule 2 
Questions
to be or auxiliary verb (can/may, etc.) at the beginning of a question
with any main verb add the verb to do at the beginning of a question + infinitive
negations
to be or aux verb + not (n't)
place not (n't) after the verb to do + use infinitive

Slide 12 - Tekstslide

Make negative:
They saw the movie last night.

Slide 13 - Open vraag

Make negative:
He could swim when he was little.

Slide 14 - Open vraag

Make a question:
They can join us later.

Slide 15 - Open vraag

Make a question:
They drove to Italy.

Slide 16 - Open vraag

Make a question:
He sees things that aren't there.

Slide 17 - Open vraag

Make negative:
They were very nice to me.

Slide 18 - Open vraag

Make a question:
He's good at English.

Slide 19 - Open vraag

To work! 

Finish up the grammar exercises :
53+54+55 (VWO), pages 70-72
51+52+53a+54 (HAVO), pages 70-72




Slide 20 - Tekstslide

You decide
Snap jij de regels van Questions and negations?

JA -> je luistert naar de extra uitleg OF je gaat verder met jouw eigen planner
NEE -> je luistert naar de uitleg en maakt de gezamenlijke LessonUp opdracht

Slide 21 - Tekstslide

To work! 

Finish up the grammar exercises :
53+54+55 (VWO), pages 70-72
51+52+53a+54 (HAVO), pages 70-72




Slide 22 - Tekstslide