Branddriehoek > hierin zie je wat nodig is voor verbranding 1. Brandbare stof> de stof die je verbrandt 2. Zuurstof > dit gas komt voor 20 % in de lucht voor 3. Ontbrandingstemperatuur - een brandbare stof brand niet vanzelf, je moet het eerst verwarmen - als de temperatuur van de stof hoog genoeg is, gaat de stof branden > warmte - door de ontstane warmte blijft de stof boven de ontbrandingstemperatuur > brand gaat door
Slide 2 - Tekstslide
3.5 Brand
Wat? Maken 3.5 – Opdracht 1 t/m 5
Hoe? Blz. 174 t/m 175
Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
Tijd? 10 minuten
Uitkomst? Opdracht 1 t/m 5 is af.
Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst).
timer
10:00
Slide 3 - Tekstslide
3.5 Brand
Leerdoel(en) van deze les:
Je kunt uitleggen op welke manieren je een brand kunt blussen
Slide 4 - Tekstslide
3.5 Brand
Hoe blus je een brand?
De brandbare stof weghalen
De toevoer van zuurstof afsluiten
De temperatuur verlagen
Nooit brandend vet blussen met water > dit geeft een steekvlam - dek brandende pan af met een deksel of gebruik een speciale vetbrandblusser
Nooit een benzine- of oliebrand blussen met water > benzine en olie drijven op water en verspreid op deze manier
Slide 5 - Tekstslide
3.5 Brand
De brandbare stof weghalen
Bij een gasbrander in de klas draai je de gaskraan dicht
Bij een bosbrand worden bomen gekapt - bij een natuurbrand is dit moeilijker, eventueel een geul graven
Brandende kleding verwijderen
Slide 6 - Tekstslide
3.5 Brand
De toevoer van zuurstof afsluiten
Zand over een brand gooien
De brand afdekken met een branddeken
Iemand die in brand staat over de grond rollen
Deksel op een brandende pan doen
Slide 7 - Tekstslide
3.5 Brand
De temperatuur verlagen
Kaars uitblazen
Met water blussen - water in een brand veroorzaakt waterdamp > dekt de brand af - zo kan er ook geen zuurstof bij en zo helpt water op twee manieren een brand te blussen
Slide 8 - Tekstslide
3.5 Brand
Verschillende blusmiddelen
Slide 9 - Tekstslide
3.5 Brand
Wat? Maken 3.5 – Opdracht 6 t/m 18
Hoe? Blz. 175 t/m 177
Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
Tijd? 20 minuten
Uitkomst? Opdracht 6 t/m 18 is af.
Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst).