In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Welcome to English class!
HT3D
Slide 1 - Tekstslide
Today
Today we are going to...
- do the vocabulary test.
- discuss your reading exercise.
- learn about adverbs (and adjectives).
- read online.
Slide 2 - Tekstslide
Vocabulary test
Good luck!
timer
15:00
Slide 3 - Tekstslide
Last class: introduction to cybercrime
1. What is cybercrime?
2. Can you name any forms of cybercrime?
3. What is grooming?
Slide 4 - Tekstslide
Social Media and Online Grooming
Let's discuss your answers to the questions about the text Social Media and Online Grooming.
Slide 5 - Tekstslide
ADJECTIVES + ADVERBS
Slide 6 - Tekstslide
He is a bad gamer.
He games badly.
Slide 7 - Tekstslide
Adjectives = bijv nw
Een bijvoeglijk naamwoord gebruik je om iets of iemand
te omschrijven. Een bijvoeglijk naamwoord wordt vaak gevolgd door een zelfstandig naamwoord.
That is an amazinggirl.
We all love that funnymovie.
I think he is a terribleteacher.
Slide 8 - Tekstslide
Soms zet je een adjective achter het werkwoord.
Dit kan bij werkwoorden zoals to be, lookenseem.
I amcurious to see that new film.
She looksamazing in my new dress.
They seemfocussed on their singing careers.
Slide 9 - Tekstslide
Adverb = bijwoord
Een bijwoord gebruik je om aan te geven HOE iemand iets doet. Een bijwoord omschrijft vaak een werkwoord, maar ook een anderbijwoord, eenbijvoeglijk naamwoordof dehele zin.
Mary singswonderfully. My grandparents talkincrediblyloudly. I am eating an amazinglydelicious steak right now. Hopefully, she will call me back later.
Slide 10 - Tekstslide
Hoe maak je een bijwoord?
Bijvoeglijk naamwoord + LY
IC - ALLY
(fantastic - fantastically)
Y - ILY
funny - funnily
After LL only ad Y
full - fully
Silent e is dropped in true, due, whole.
True -> truly
Slide 11 - Tekstslide
Uitzonderingen:
good - well
fast - fast
hard - hard
long - long
Snel : fast – fastly fast
laag : low– lowly low
lang : long – longly long
Slide 12 - Tekstslide
Onregelmatige bijwoorden
De spelling van deze bijwoorden is hetzelfde als die van het bijvoeglijk naamwoord. Je moet uit je hoofd leren voor welke bijwoorden dit geldt.
Slide 13 - Tekstslide
DUS...
Ron is a carefuldriver.
Ron drivescarefully.
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Video
My aunt always cries very ___!
A
loud
B
loudly
Slide 16 - Quizvraag
Do you know that ___ song?
A
wonderful
B
wonderfully
Slide 17 - Quizvraag
___, my mum will buy me some birthday presents!
A
Hopeful
B
Hopefully
Slide 18 - Quizvraag
Wow, Justin sings ___! I absolutely love him.
A
fantastic
B
fantastically
Slide 19 - Quizvraag
I am going to be ___ for school!
A
late
B
lately
Slide 20 - Quizvraag
Beyoncé dances ___, doesn't she?
A
fabulous
B
fabulously
Slide 21 - Quizvraag
Vinny plays rugby very ___.
A
good
B
well
Slide 22 - Quizvraag
Hermione ___ answered the question.
A
happy
B
happily
Slide 23 - Quizvraag
Recap: Adverbs zijn...
A
zelfstandige naamwoorden
B
bijvoeglijke naamwoorden
C
bijwoorden
D
werkwoorden
Slide 24 - Quizvraag
What does an adverb do?
A
Zegt iets over een werkwoord.
B
Zegt iets over de persoon
C
Zegt iets over het zelfstandig naamwoord.
D
Zegt iets over de tijd.
Slide 25 - Quizvraag
Bijwoorden (adverbs) zeggen dus iets over de manier waarop iets gebeurt. Deze woorden eindigen meestal op;