Imperative and recap present simple

Today's to do
the imperative (gebiedende wijs)
&
herhaling present simple
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Today's to do
the imperative (gebiedende wijs)
&
herhaling present simple

Slide 1 - Tekstslide

Imperative (Gebiedende wijs)
You want to tell someone they have to do something.
Sit down!
Dit kan een bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing zijn.

Je gebruikt de gebiedende wijs (in het Engels dus imperative) wanneer je iemand vertelt wat diegene moet doen. 
Dit kan een bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing zijn.

 The Imperative
De Gebiedende Wijs

Slide 2 - Tekstslide

Imperative (Gebiedende wijs)
You want to tell someone they have to do something.
Sit down!
Dit kan een bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing zijn.

Sit down!                            Ga zitten!
Open your books!            Doe je boeken open!
Be quiet!                             Wees stil!
Eat your meal!                   Eet je maaltijd op!
The Imperative
De Gebiedende Wijs

Slide 3 - Tekstslide

Imperative (Gebiedende wijs)
You want to tell someone they have to do something.
Sit down!
Dit kan een bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing zijn.

The Imperative
De Gebiedende Wijs
Je gebruikt don't als iemand iets niet moet doen.
Sit down! 
Open your books!
Be quiet!
Don't sit down! 
Don't open your books!
Don't be quiet!

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Wees op tijd!
A
Take your time.
B
Are on time.
C
Be on time.
D
Come in the right time.

Slide 6 - Quizvraag

Ga naar boven!
A
Turn up
B
Go upstairs
C
Go down
D
Up stairs

Slide 7 - Quizvraag


Je mag niet drinken hier!
A
Drink here!
B
Does not drink here.
C
Drink not here.
D
Don't drink here.

Slide 8 - Quizvraag

Schiet op!
A
Shoot up
B
Hurry up
C
Hurry on
D
No hurry

Slide 9 - Quizvraag


Vertaal: Lees jouw boek.
(to read)

Slide 10 - Open vraag


Vertaal: Poets je tanden.
(to brush)

Slide 11 - Open vraag


Vertaal: Niet praten!
(to talk)

Slide 12 - Open vraag

En dan nu... de present simple

Slide 13 - Tekstslide

Welke signaalwoorden horen bij:
Present Simple

Slide 14 - Woordweb

Wat gebeurt er met werkwoorden die eindigen op een -s klank bij de onderwerpsvormen HE/SHE/IT?

Slide 15 - Open vraag

Present simple
  • gebruik je bij feiten, gewoontes, dingen de regelmatig gebeuren
  • signaalwoorden: always, never, often, every Saturday
  • normale zinnen: hele werkwoord zonder to, maar bij SHE/HE/IT krijg je een -s achter het werkwoord
  • bij vragen/ontkennende zinnen: gebruik het hulpwerkwoord 'do'  en bij she/he/it 'does''  gevolgd door het hele werkwoord

Slide 16 - Tekstslide

Present simple
He ..... (to call)
A
call
B
calls

Slide 17 - Quizvraag

Present simple
It ....... (to start) in 10 minutes.
A
start
B
starts

Slide 18 - Quizvraag

Present simple
We often ........... (to talk) about or holiday.
A
talk
B
talks

Slide 19 - Quizvraag

Present simple
I never ....... (to wear) this dress to school.
A
wear
B
wears

Slide 20 - Quizvraag

Present simple
They ...... (to visit) us every summer.
A
visit
B
visits

Slide 21 - Quizvraag

(to walk) present simple
He ....... in the park.

Slide 22 - Open vraag

(to teach) present simple
She ..... English.

Slide 23 - Open vraag

(to cry) present simple
The baby ..... .

Slide 24 - Open vraag

(to dance) present simple
I ..... at the party.

Slide 25 - Open vraag

(to watch) present simple
We ..... a nice film.

Slide 26 - Open vraag

Ik snap de present simple
A
helemaal
B
voor het grootste gedeelte
C
een beetje
D
helemaal niet

Slide 27 - Quizvraag