A5 argumentatie

A5 CSE
Argumentatie en samenvattingsvragen
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

A5 CSE
Argumentatie en samenvattingsvragen

Slide 1 - Tekstslide

Verschillende onderdelen
Structuur en opbouw: soort tekst, functiewoorden
Bv functie alinea 1, alineaverband
Argumentatie: argumentatieschema, drogreden, argumentatiestructuur, overtuigend
Samenvatten: hoofdgedachte kiezen mc, zelf formuleren, zinnen kiezen
Stijl: ironische woorden, woorden die een gevoel uitdrukken

Slide 2 - Tekstslide

1p 15 Tekst 1 is hoofdzakelijk een betoog, want in de tekst 
Er volgt een keuze uit vier antwoorden. Weet jij op grond van welke argumenten een tekst een betoog is?

Zou je ook andere tekstvormen kunnen herkennen?

Slide 3 - Tekstslide

Let op de nuance
1p 23 Hoe kan tekst 2 het best omschreven worden?
De tekst kan het best worden omschreven als
A een beschouwing over de betekenis en de beperkingen van de wetenschap.
B een betoog om aan te tonen dat de wetenschap leidend moet zijn in politieke beslissingen.
C een pleidooi om de wetenschap weer de plek te geven die haar toebehoort.
D een uiteenzetting over de betekenis van wetenschap in de westerse maatschappij. 

NB Bij vwo-teksten zouden ze allemaal kunnen, maar eentje is net even wat beter dan de rest

Slide 4 - Tekstslide

Tekststructuur
Het middendeel van tekst 4 loopt van alinea 2 tot en met alinea 5.
1p 30 Van wat voor soort tekststructuur is gebruikgemaakt in dit middendeel?
van de tekststructuur op basis van
A middel en doel
B probleem en oplossingen
C voor- en nadelen
D vraag en antwoord 

Slide 5 - Tekstslide

Functies
Tekst 3 kan worden opgedeeld in twee delen, namelijk alinea 1 tot en met
3 en alinea 4 tot en met 7.
1p 35 Alinea 1 tot en met 3 enerzijds en alinea 4 tot en met 7 anderzijds
verhouden zich tot elkaar als
A argument en weerlegging.
B probleem en oplossing.
C standpunt en ontkrachting.
D specificatie en veralgemenisering.
E vraag en antwoord.

Slide 6 - Tekstslide

Tekst indelen
Tekst 1 Het opdringerige heden
Tekst 1 kan door middel van onderstaande kopjes in achtereenvolgens vijf delen worden onderverdeeld:
deel 1: Inleiding
deel 2: Toenemende emotionalisering
deel 3: Enkelvoudige emoties
deel 4: Complexe emoties
deel 5: Aanbeveling
1p 1 Bij welke alinea begint deel 3 ‘Enkelvoudige emoties’?
1p 2 Bij welke alinea begint deel 4 ‘Complexe emoties’? 

Slide 7 - Tekstslide

Argumentatievragen
Soms vaak en in alle teksten, soms weinig. 
Snap je ze?

Slide 8 - Tekstslide

Vraag tv2 2019
In alinea 2 van tekstfragment 1 maakt de geïnterviewde gebruik van een specifiek argumentatieschema.
2p 8 Geef aan welk schema dit betreft en beredeneer waarom je de argumentatie al dan niet overtuigend vindt.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 40 woorden. 

Slide 9 - Tekstslide

Benoem de zes verschillende argumentatieschema's

Slide 10 - Open vraag

Zelf uit de tekst halen
2p 27 In alinea 7 en 8 van tekst 3 wordt gebruikgemaakt van argumentatie op basis van vergelijking.
Noem daarvan twee voorbeelden.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen. 

Slide 11 - Tekstslide

Drogredenen
Weet je welke er zijn?
Weet je de omschrijving?
Kun je ze herkennen?

Slide 12 - Tekstslide

“Slim gekozen etiketten ondermijnen de geloofwaardigheid van deskundigen. Dan heet een arbeidsmarktdeskundige ineens een ‘linkse econoom’, wordt een integratiedeskundige weggezet als ‘rechtse socioloog’ of zitten klimaatwetenschappers in een ‘ivoren toren’.”
(regels 32-39)
1p 19 Van welke overtreding van een discussieregel is er sprake in bovenstaand citaat?
van
A
een cirkelredenering
B
het bespelen van het publiek
C
het ontduiken van de bewijslast
D
het vertekenen van een standpunt

Slide 13 - Quizvraag

Samenvattingsvragen
3p 16 Welke drie van onderstaande uitspraken zouden in een beknopte samenvatting van tekst 1 moeten worden opgenomen, gelet op de strekking van de tekst?
Noteer de drie cijfers die voor betreffende uitspraken staan

Slide 14 - Tekstslide

En iets anders gesteld
Hieronder staan acht zinnen in alfabetische volgorde; de zinnen zijn al dan niet woordelijk ontleend aan tekst 4.
2p 38 Welke drie van onderstaande zinnen moet je beslist opnemen in een samenvatting van tekst 4? 

Slide 15 - Tekstslide

Combinatievraag
Er is nog een argument tegen al die hulp” (regels 88-89)
2p 25 Vat samen welke twee argumenten de tekst geeft tegen de bedoelde hulp.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 30 woorden.

Slide 16 - Tekstslide

Zelf de hoofdgedachte formuleren
2p 29 Geef de hoofdgedachte van tekst 3 weer in één zin.
Gebruik voor je antwoord niet meer dan 15 woorden. 

Slide 17 - Tekstslide

En als multiple gokje
2p 36 Welke van de onderstaande zinnen uit alinea 6 geeft het best de
hoofdgedachte van de tekst weer?
A Onderzoek is geen kwestie meer van vermogende individuen, zoals in
Darwins tijd, en ook geen nationale activiteit, maar een spinnenweb
van instellingen en onderzoeksgroepen. (regels 103-108)
B Zonder Europa geen goed onderzoek, zonder onderzoek geen sterk
Europa. (regels 108-110)
C We moeten het hebben van onze collectieve intelligentie en
intellectuele uitwisseling. (regels 110-113)

Slide 18 - Tekstslide

Vergelijkingsvragen
In alinea 10 tot en met 14 van tekst 1 worden inzichten van Safranski met
betrekking tot emoties besproken evenals inzichten vanuit de moderne
psychologie en neurobiologie.
2p 6 Noem twee inzichten van Safranski met betrekking tot emoties die
verschillen van de inzichten vanuit de moderne psychologie en
neurobiologie.
2p 7 Noem uit de moderne psychologie en neurobiologie twee inzichten met
betrekking tot emoties die verschillen met de inzichten van Safranski.

Slide 19 - Tekstslide

Andere vorm vergelijken
1p 18 Citeer uit de alinea’s 10 tot en met 12 van tekst 1 de zin die overeenkomt met het eerste onderzoeksresultaat van Hudson en Van Heerde uit tekstfragment 3: “Hoe meer beelden en nieuwsberichten over armoede we over ons heen krijgen, hoe passiever wij worden.” 

Slide 20 - Tekstslide

Argumentatie in een schema

Slide 21 - Tekstslide

Een schemavraag

Slide 22 - Tekstslide

Stijlvragen
Uit het taalgebruik van tekst 3 spreekt regelmatig een spottende houding tegenover het gedrag van overheid, consumenten en boeren.
3p 28 Citeer uit het tekstgedeelte van de alinea’s 3 tot en met 5 vijf woorden of woordgroepen waarin die spottende houding tot uiting komt. 

Slide 23 - Tekstslide

1p 37 Hoe kan de toon van de tekst het best gekarakteriseerd worden?
A betrokken en kritisch
B bezorgd en tegendraads
C empathisch en professioneel
D neutraal en afstandelijk 

Slide 24 - Tekstslide

Citeren
Tekstfragment 1 gaat in op het gedachtegoed van psychologe Elly Konijn.
1p 13 Citeer uit het tekstgedeelte van de alinea’s 11 tot en met 15 van tekst 1
de zin die de strekking van tekstfragment 1 het best samenvat.

Slide 25 - Tekstslide

Tekstbegrip
Begrippen goed beheersen (cambiumned.nl; syllabus Nederlands examenblad)
Vragen goed lezen en goed terugzoeken in de tekst.
Vraagstelling kan lastig zijn

NB Antwoorden kunnen op verschillende plekken staan.



Slide 26 - Tekstslide