In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Welkom
4 HAVO ECONOMIE || 2024-2025
Slide 1 - Tekstslide
Programma
Vorige les
Theorie
Aan de slag
Evaluatie
Slide 2 - Tekstslide
Wim en Bart hebben een overzicht gemaakt van de taken in huis en hoeveel uren iedere taak kost per week als Wim of Bart beide taken doet: zie bron.
Welke stelling is juist of onjuist? I. Bart heeft voor beide taken een absoluut voordeel ten opzichte van Wim. II. Wim kan je beter beide taken laten doen dan Bart.
A
Beide zijn juist
B
I is juist
II is onjuist
C
I is onjuist
II is juist
D
Beide zijn onjuist
Slide 3 - Quizvraag
Luna heeft een absoluut voordeel in koken
Yara
Luna
Koken
2 uur
3 uur
Afwassen
4 uur
7 uur
Totaal
6 uur
10 uur
A
Juist
B
Onjuist
Slide 4 - Quizvraag
De ene persoon kan een taak sneller of goedkoper uitvoeren dan een andere persoon. Een voordeel in het aantal benodigde uren per taak of een financieel voordeel in het maken van een product.
A
comparatief voordeel
B
absoluut voordeel
C
resoluut voordeel
Slide 5 - Quizvraag
Welke beweringen zijn juist?
A
Frits heeft geen absoluut voordeel
B
Frits heeft een comparatief voordeel bij koken, want daar heeft hij minder tijd voor nodig dan voor het verzorgen van de kinderen.
C
Frits heeft een comparatief voordeel bij koken, want daar heeft hij relatief minder extra tijd voor nodig in vergelijking met Marie dan voor het verzorgen van de kinderen.
D
Als Marie kookt en maximaal 8 uur per week voor de kinderen wil zorgen, moet Frits 4 uur voor de kinderen zorgen.
Slide 6 - Quizvraag
Is hier sprake van een comparatief voordeel? Waarom wel of niet?
Slide 7 - Open vraag
Slide 8 - Tekstslide
Wat kunnen wij allemaal bij een geldbank?
Slide 9 - Open vraag
Functies van een bank
Banken beheren betaalrekeningen
Bij banken verstrekken kredieten ( je kunt geld lenen)
Bij banken kun je sparen voor een korte of langere periode
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Wat is ook alweer rente?
Slide 12 - Open vraag
Rente
Rente is een vergoeding voor het beschikbaar stellen van geld
Je wilt een duurzaam consumptiegoed kopen, zoals meubels of een auto (het is belangrijk dat het gebruik van hetgeen je koopt langer duurt dan de looptijd van de lening)
Plotseling dringend geld nodig
Voor het kopen van een huis. Het bedrag is te groot om bij elkaar te sparen
Slide 15 - Tekstslide
Krediet
Een ander woord voor lenen is krediet
Je kunt pas geld lenen bij een bank als je meerderjarig bent
Als je geld leent moet je rente betalen!
Je moet het geld aflossen (terug betalen)
Hoelang je erover doet noem je de looptijd (van een lening)
Slide 16 - Tekstslide
Vormen van krediet
Persoonlijke lening
Hypotheek
Slide 17 - Tekstslide
Hypothecaire lening
Hypothecaire lening (of hypotheek): lening voor de aankoop van een huis
Het huis dient als onderpand. Als je de rente en aflossing niet kunt betalen, mag de bank het onderpand verkopen.
Lage rente: vanwege het onderpand loopt de bank minder risico dan bij een lening zonder onderpand. Daarom is de rente lager dan bij een andere lening.
Lange looptijd: de looptijd van een hypotheek is vaak wel 30 jaar.
Slide 18 - Tekstslide
Persoonlijke lening
Persoonlijke lening: het geleende bedrag krijg je in één keer in handen en betaal je terug in vaste termijnen voor aflossing en rente.
Slide 19 - Tekstslide
Leg uit waarom de rente bij een hypothecaire lening laag is