November 15 2022

English lesson

Tuesday November 15th
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

English lesson

Tuesday November 15th

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Lesson goals
Newsround
Explanation plurals
Check Unit 2.2: 9+10
Listening 2.2: 3+4
Do 2.2:  2a+b
Finished? Study vocabulary on Woordtrainer/Quizlet or grammar on Learnbeat/Versterk Jezelf



Slide 2 - Tekstslide

Lesson goals
At the end of the lesson you:
can make plurals
know vocabulary about clothes
can understand the news




Slide 3 - Tekstslide

Newsround
Watch Newsround and talk about it in pairs

Slide 4 - Tekstslide

Enkelvoud - Meervoud 

Slide 5 - Tekstslide

Hoe maak je meervouden in het Engels?
De algemene regel is:
Zet een -s achter het zelfstandig naamwoord.
Voorbeeld:
One boy --> two boys
One apple --> three apples
One house --> four houses
Onthoud: nooit 's! 

Slide 6 - Tekstslide

Wat is het meervoud van girl?
A
Girl's
B
Girl
C
Girls

Slide 7 - Quizvraag

De uitzonderingen
Natuurlijk zijn er uitzonderingen op de algemene regel.
De uitzonderingen zijn: 
1. Eindigt het woord op medeklinker + Y --> meervoud wordt -ies
Voorbeeld: 
One hobby --> two hobbies
One story --> three stories

Slide 8 - Tekstslide

Wat is het meervoud van baby
A
baby's
B
babys
C
babies
D
babie's

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het meervoud van toy
A
toys
B
toies
C
toy's
D
toyses

Slide 10 - Quizvraag

De uitzonderingen
2. Eindigt het woord op -f(e) --> meervoud wordt -ves
Voorbeeld:
one knife - two knives
one wife - three wives
one life - four lives
one calf - ten calves

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het meervoud van knife
A
Knifes
B
Knive
C
two pairs of knife
D
Knives

Slide 12 - Quizvraag

De uitzonderingen
3. Eindigt woord op -s, -ss, -sh, -tch, -x --> meervoud wordt -es
Voorbeeld:
one bus --> two buses 
one business --> two businesses
one wish --> two wishes
one witch --> two witches
one box --> two boxes 

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het meervoud van bus?
A
Buses
B
Busses
C
Bus
D
Busss

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het meervoud van witch
A
witshes
B
witches
C
witchs
D
witch

Slide 15 - Quizvraag

De uitzonderingen
Volgende woorden hebben alleen een meervoudsvorm

glasses (bril), jeans, panties, tights, shorts, pyjamas,trousers , pants, leggings, sheep, deer, fish




Slide 16 - Tekstslide

Wat is het meervoud van glasses?
A
glasses
B
two pairs of glasses

Slide 17 - Quizvraag

De uitzonderingen
Volgende woorden veranderen in spelling
Voorbeeld:
one man - two men
one woman - two women
one child - two children
one mouse - two mice
one goose - two geese
one person - two people


Slide 18 - Tekstslide

Wat is het meervoud van man?
A
Mans
B
Man's
C
Man
D
Men

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het enkelvoud van women
A
woman
B
women
C
women's
D
womans

Slide 20 - Quizvraag

De uitzonderingen
Volgende woorden veranderen in spelling
Voorbeeld:
one tooth - two teeth
one foot - two feet
one tomato - two tomatoes
one potato - two potatoes
one hero - two heroes



Slide 21 - Tekstslide

Wat is het meervoud van tooth
A
tooth
B
tooths
C
tooth's
D
teeth

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het meervoud van goose
A
goose
B
gooses
C
goose's
D
geese

Slide 23 - Quizvraag

All Right
Check Unit: 2.2: 9+10
Listening Unit: 2.2: 3+4
Do Unit: 2.2: 2a+b
Finished? study vocabulary on woordtrainer or quizlet or practise grammar on Learnbeat or Versterk Jezelf



Slide 24 - Tekstslide

Blooket
Play and learn!

Slide 25 - Tekstslide

Check lesson goals
At the end of the lesson you:
can make plurals
know vocabulary about clothes
can understand the news



Slide 26 - Tekstslide

Homework
Tuesday
Do Unit 2.2: exercise 2ab
Study words Unit 2.1 English - Dutch and Dutch-English

Slide 27 - Tekstslide