1BK Herhaling Hoofdstuk 4 Steden en Staten

1BK Herhaling Hoofdstuk 4 Steden en Staten
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

1BK Herhaling Hoofdstuk 4 Steden en Staten

Slide 1 - Tekstslide


Rond het jaar 1000 groeiden de oogsten snel. Welke oorzaak had dat?
A
De boeren hadden geleerd het land te bemesten.
B
De boeren lieten hun kinderen meehelpen op het land.
C
Er kwamen steeds meer boeren, omdat de mensen in steden ook moesten eten
D
De boeren gebruikten betere werktuigen.

Slide 2 - Quizvraag


Het gilde controleert de kwaliteit en de prijs van de producten die de gildeleden maken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quizvraag


Als een gildelid ziek is, zorgen de andere leden voor hem en zijn gezin.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag


Een boer is een ambachtsman
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quizvraag


Een timmerman is een ambachtsman
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag


Een marktkoopman is een ambachtsman
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag


Een zilversmid is een ambachtsman
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Als je goed genoeg was, moest je de ????
afleggen. Dat was een soort examen. Als je slaagde, mocht je lid worden van het gilde.

Welk woord moet er op de vraagtekens staan?
A
gilde
B
meester
C
meesterproef
D
leerling

Slide 9 - Quizvraag


Hij is de baas van de schepenen
A
Schout
B
Burgemeester
C
Rechter
D
Jury

Slide 10 - Quizvraag


De schout is de plaatsvervanger van de ... in de stad
A
Burgemeester
B
Heer
C
Rechter
D
Politie

Slide 11 - Quizvraag


De schout, schepenen en burgemeester noem je ook wel ...
A
Magistraten
B
Heren
C
Rechters
D
Gemeenteraad

Slide 12 - Quizvraag


Van wie kreeg een stad, stadsrechten?
A
Magistraat
B
Schout
C
Burgemeester
D
Heer

Slide 13 - Quizvraag


Stadsrechten: het recht van een stad op eigen winkels.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van staatsvorming?
A
ambtenaren in dienst nemen
B
het instellen van wetten voor de gehele staat
C
een centrale rechtbank
D
ik heb werkelijk geen idee

Slide 15 - Quizvraag

Waar staat centralisatie voor?
A
het land besturen vanuit 1 plaats
B
een nieuw winkelcentrum bouwen
C
vanuit 1 punt zorgen dat de stadsmuur gebouwd werd
D
ik heb werkelijk geen idee

Slide 16 - Quizvraag

In de Nederlanden kwam er ook staatsvorming en centralisatie. Wie zorgde hiervoor?
A
Filips de Goede
B
Filips de Lange
C
Filips de Slechte
D
Filips de Stoute

Slide 17 - Quizvraag

De staatsvorming en centralisatie zorgden ervoor dat edelen
A
minder belangrijk werden
B
belangrijker werden
C
minder macht kregen
D
meer macht kregen

Slide 18 - Quizvraag

Wie hoorden bij de 1e stand?
A
burgers
B
edelen
C
koning
D
geestelijken

Slide 19 - Quizvraag

Wie hoorden bij de 2e stand?
A
burgers
B
edelen
C
koning
D
geestelijken

Slide 20 - Quizvraag

Wie hoorden bij de 3e stand?
A
burgers
B
edelen
C
koning
D
geestelijken

Slide 21 - Quizvraag

Waarom wilde de koning een vergadering met de 3 standen?
A
om feesten te geven
B
om de steden aan te pakken
C
om meer geld te vragen
D
voor advies

Slide 22 - Quizvraag

Waarom had de Duitse koning niet veel macht?
A
hij werd gekozen door edelen en geestelijken
B
hij kreeg de titel toen zijn vader dood ging
C
Duitsland was erg klein
D
Er was geen koning in Duitsland

Slide 23 - Quizvraag