Les 2 - Pathologie bloed

Kerntaak 1 theorie

Pathologie bloed                                                  




1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
KT1 theorieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Kerntaak 1 theorie

Pathologie bloed                                                  




Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesinhoud
Welkom + Osiris
Theorie bloedziekten (anemie en stollingsstoornissen)
Theorie Sepsis en vragen 
Afsluiting en huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
Aan het eind van de les kan je:
  • Verschillende bloedziekten toelichten + de bijbehorende medicijnen. 
  • Uitleggen wat een sepsis en en welk risico hier bij komt kijken 



Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Boeken
  • Medische kennis: Hoofdstuk 2.1, 2.2.1 en 2.3 t/m 2.5
  • Geneesmiddelenkennis: Hoofdstuk 6  (Alleen de medicatie genoemd in het overzicht in de studentenplanning KT1)


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vorige les
Uit welke onderdelen bestaat het bloed?
Welke bloedgroep is de universele donor/ontvanger?
Wat is het verschil tussen antigenen en antilichamen?

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een antigeen en een antistof?

Op de buitenkant van de rode bloedcellen zitten eiwitten die antigenen worden genoemd. 
Bloedgroep A heeft bijvoorbeeld antigeen A op zijn bloedcel. Als er vreemde antigenen binnendringen, worden antistoffen geproduceerd.

Slide 6 - Tekstslide

Wat betekent dit plaatje?
Bloedziekten 
Anemie: Bloedarmoede
  • Symptoom, geen ziekte! (heeft een andere oorzaak)
  • Tekort aan hemoglobine in de erytrocyten

Bijvoorbeeld door chronisch of acuut bloedverlies:
  • Een mens kan maximaal 1/3 van het bloed missen

Slide 7 - Tekstslide

Een tekort aan erytrocyten leidt automatisch tot een tekort aan hemoglobine

Meestal zijn er geen klachten. Bij ernstiger vormen van anemie zijn de klachten ontstaan door tekort aan zuurstof: moeheid, duizeligheid, hartkloppingen, bleekheid, hoofdpijn, kortademigheid en angina pectoris-achtige klachten.

Evt. kunnen studenten bij de opdracht bloed en bloedziekten die ze gemaakt hebben voor les 1 nu zelfstandig opdracht 7/8 maken tijdens de les. Hun aantekeningen verwerken in het schema van opdracht 7, als ze dit fijn vinden. (eigen keuze)
Soorten anemie
Anemie als gevolg van bloedverlies
  • Chronisch bloedverlies: 
    -Als het door menstruatie komt: geen verder onderzoek noodzakelijk
    -Bij oudere vrouwen en mannen: onderzoek naar bloedverlies door afwijking in maag- en darmkanaal.

Berucht is bloedverlies door gebruik van NSAID's 

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeelden afwijking maagdarmkanaal: maagweer, ontstekingsziekte, poliep of kanker.

NSAID's -ontstekingsremmende pijnstiller
beschadigen de maagwand maar verminderen ook de bloedstolling zodat bloedverlies minder snel stopt.

Vaak gaat het om kleine hoeveelheden onzichtbaar (occult) bloed. In de loop van de tijd verliest het lichaam zoveel bloed dat de aanmaak van hemoglobine niet meer goed mogelijk is. 
Soorten anemie (2)
Andere oorzaak anemie: verstoorde aanmaak
  • Tekort aan ijzer: door onvoldoende opname uit voedsel, bloedverlies, versnelde afbraak van erythrocyten, verminderde aanmaak van erytrocyten of door toegenomen behoefte aan ijzer (zwangerschap/peuters)
  • Toedienen van ijzer (tablet, suspensie of drank): Ferrofumaraat
Bijwerkingen: misselijkheid, maagpijn, diarree of obstipatie en donkere/zwarte ontlasting (bijwerking Ferrofumaraat) 

Slide 9 - Tekstslide

Voor de aanmaak van hemoglobine is onder andere ijzer en vitamine b12 nodig.

Het ijzer wordt normaal gesproken hergebruikt in het lichaam. Soms is het verlies door bovenstaande factoren groter dan er gerecycled kan worden, waardoor langzaam anemie ontstaat. 
(zit in rood vlees, rode wijn en groene groenten)

IJzergebreksanemie wordt behandeld met het toedienen van extra ijzer. IJzertherapie moet voldoende lang worden ingezet om de geslonken ijzervoorraden in het lichaam aan te vullen. (min. 3 maanden)
Bijwerking: verstopping en zwartverkleuring van de ontlasting.
Advies; inname op lege maag. IJzer wordt dan het beste opgenomen. Nadeel is dat veel mensen daar maagklachten van krijgen. Dan is het advies na de maaltijd.

Soorten anemie (3)
Andere oorzaak anemie: verstoorde aanmaak
  • Tekort aan vitamine B12: 
- Onvoldoende opname uit voedsel, bijv. veganisten of maagaandoening (tekort aan intrinsic factor = pernicieuze anemie)
- ziekte van Crohn
  • Toedienen van vitamine B12-tabletten cyanocobalamine of injectie hydroxocobalamine

Nadeel: vaak moeten de injecties elke maand of elke twee maanden herhaald worden

Slide 10 - Tekstslide

Een tekort aan intrinsic factor die door de maag wordt geproduceerd en wat nodig is om vitamine B12 uit de voeding op te nemen. Bijvoorbeeld een maagziekte of maagoperatie, maar ook bij veganisten die te weinig vitamine B12 uit dierlijke voeding opnemen.
Soorten anemie (4)
Andere oorzaak anemie: verstoorde aanmaak
  • Tekort aan vitamine B11 (foliumzuur): Als de voeding onvolwaardig is. (Vooral bij oudere mensen en alcoholisten) 
  • Extra foliumzuur is nodig voor vrouwen die zwanger willen worden en voor in het eerste deel van de zwangerschap. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soort anemie (5)
Andere oorzaak anemie: verhoogde afbraak
Erfelijke oorzaak: Sikkelcelanemie
  • Abnormale aanmaak van hemoglobine
  • Rode bloedcellen worden een sikkel (C-vorm)
  • Sikkelcellen worden sneller afgebroken (10-20 dgn)
  • Minder beweegelijk/flexibele cellen -> klontering!
  • Zeldzaam: 50-60 baby's per jaar
Behandeling: Antibiotica, transfusie, beenmergtransplantatie

Slide 12 - Tekstslide

Bij sikkelcelziekte verdwijnen de sikkelcellen meestal al na ongeveer 10 tot 20 dagen. Het beenmerg kan niet snel genoeg voldoende nieuwe rode bloedcellen produceren om de afgebroken cellen te vervangen en er ontstaat bloedarmoede.

De sikkelcellen bewegen zich minder makkelijk door de bloedvaten. Hierdoor hebben zij de neiging om te klonteren, waardoor pijn, infecties en orgaanschade kan ontstaan. 


Slide 13 - Link

Filmpje over persoon met sikkelcelanemie tot 5.32
Soort anemie (5)
Erfelijke oorzaak: Thalassemie
  • Geen/minder aanmaak van hemoglobine
  • Rode bloedcellen worden sneller afgebroken 
  • Nu op getest via hielprik

Behandeling: Chronische bloedtransfusies 

Slide 14 - Tekstslide

Zo'n 100-200 mensen in Nederland
Wordt nu op getest bij hielprik
Stollingsstoornissen
Opdracht:

Pak je Medische kennis boek H2.3 erbij en beschrijf in max. 1 zin per ziektebeeld wat er aan de hand is. 

1. Trombocytopenie:
2. Trombocytopathie:
3. Ziekte van Von Willebrand:
4. Hemofilie: 
timer
10:00

Slide 15 - Tekstslide

Dit is ook het niveau wat studenten er van  moeten weten. Gaat vooral om dat ze de ziektebeelden herkennen mochten ze het tegen komen in de praktijk.
Stollingsstoornissen
1. Trombocytopenie: een tekort aan bloedplaatjes
2. Trombocytopathie: aantal trombocyten normaal, maar deze werken niet goed. 
Kan een bijwerking zijn van geneesmiddelen: bijv. acetylsalicylzuur, NSAID's, antidepressiva en zware antistollingsmiddelen bij overdosering. 
3. Ziekte van Von Willebrand: meest voorkomende erfelijke afwijking van de bloedstolling. Hierdoor duren evt. bloedingen langer dan normaal. 
(Vooral bij gebruik acetylsalicylzuur) 
4. Hemofilie: Erfelijk tekort aan stollingsfactor. 
Vooral bij mannen omdat de afwijking ligt op het X chromosoom. 

Slide 16 - Tekstslide

Dit is ook het niveau wat studenten er van  moeten weten. Gaat vooral om dat ze de ziektebeelden herkennen mochten ze het tegen komen in de praktijk.

Slide 17 - Video

Kijk zelf even of je de filmpjes bekijkt of studenten hier naar verwijst

Slide 18 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Antistolling (1)
Indirect werkende antistolling
Vitamine K antagonist (coumarinen):  'bloedverdunner' bij trombose 

-Remmen de aanmaak van protrombine
-Maakt het bloed niet dunner, maar het stolt minder snel. 

Voorbeelden:
fenprocoumon (werkt meerdere dagen) en acenocoumarol (ong. 48 uur werkzaam)

Slide 19 - Tekstslide

Onder begeleiding trombosedienst
profylactisch gebruik
Antistolling (2)
Indirect werkende antistolling
Trombocytenaggregatieremmers ('Plaatjesremmers'): 
Beinvloeden vooral de hechting v.d. bloedplaatjes aan de
vaatwand waardoor je minder kans hebt op bloedstolsel.

-Profylactisch na: hartinfarct, beroerte
Voorbeelden:
acetylsalicylzuur, carbasalaatcalcium, dipyridamol en clopidogrel

Slide 20 - Tekstslide

Onder begeleiding trombosedienst
profylactisch gebruik
Antistolling (3)
Direct werkende antistolling
Stoffen die een van de stollingsfactoren remmen: 
-In tabletvorm maar ook parenteraal na grote operatie (tromboseprofylaxe) 


Voorbeelden:
rivaroxaban , nadroparine, dabigatran, edoxaban, apixaban

Slide 21 - Tekstslide

Vooral bij knie en heup operatie
Sepsis?

Slide 22 - Woordweb


Sepsis is een ontstekingsreactie van het lichaam op een infectie die zo ernstig verloopt dat weefsels beschadigd kunnen raken en orgaanfuncties uit kunnen vallen.

Laat de studenten de volgende vragen op de dia's opzoeken in boeken en op internet.
Wat is de nummer 1 veroorzaker van sepsis?
A
Bacteriën
B
Parasieten
C
Schimmels
D
Virussen

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn mogelijke symptomen van een sepsis?

Slide 24 - Open vraag

Noteer!
- Koorts en koude rillingen
- Snelle hartslag
- Snelle, moeizame ademhaling
- Grieperig gevoel
- Sufheid, slaperigheid en verwardheid (delier)
- Niet of weinig plassen
- Klachten van de infectie zelf, bijvoorbeeld pijn bij het plassen bij een urosepsis, benauwdheid bij een pneumosepsis of hoofdpijn bij een hersenvliesontsteking.
Bij welke infecties komt sepsis het vaakst voor?
A
Longen, hersenen, buik
B
Hersenen, urinewegen, longen
C
Buik, hersenen, longen
D
Longen, urinewegen, buik

Slide 25 - Quizvraag

D

Een ontsteking door een bacterie
- Een ontsteking in de longen, urinewegen of buik.
Maar ook gebruik van:
- Het gebruik van ontstekingsremmers
- Langere tijd een infuus of een urinekatheter hebben
- Een afweersysteem dat minder goed werkt (Bijv. door chemo, het gebruik van afweer onderdrukkende medicatie of omdat iemand geen milt heeft​)
Welke orgaanfunctie valt over het algemeen als eerste uit bij sepsis?
A
Ademhaling
B
Pompfunctie hart
C
Nierfunctie
D
Hersenfunctie

Slide 26 - Quizvraag

C
Aan de slag

Maak de volgende opdrachten:
  • Opdracht ziekte van de leukocyten
  • Opdracht bloedstolling
  • Invullijst keuzemodules MBO leren



Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Leer:
  • Medische Kennis H.2.1, 2.2.1 en 2.3 t/m 2.5  en Geneesmiddelenkennis H.6 (zie medicatieoverzicht)

Maak:
  • Opdracht ziekten van de leukocyten
  • Opdracht bloedstolling

Lever de gemaakte opdrachten uiterlijk in via de 2 inleverbakjes op Cumlaude op:

  • Woensdag 27 november 2024


Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies