Opdracht lastige werkwoorden

Lastige werkwoorden
Sommige werkwoorden zijn erg lastig. Bij deze werkwoorden klinken de persoonsvorm tegenwoordige tijd en het voltooid deelwoord klinken hetzelfde, maar schrijf je anders.

Het gaat om de werkwoorden die bijvoorbeeld beginnen met ge-, be-, ver-, ont-, her- of over-.
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Lastige werkwoorden
Sommige werkwoorden zijn erg lastig. Bij deze werkwoorden klinken de persoonsvorm tegenwoordige tijd en het voltooid deelwoord klinken hetzelfde, maar schrijf je anders.

Het gaat om de werkwoorden die bijvoorbeeld beginnen met ge-, be-, ver-, ont-, her- of over-.

Slide 1 - Tekstslide

Lastige werkwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Schema werkwoordspelling
Gebruik het schema op blz. 231 van je boek. 

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht 1 op blz. 136

Slide 4 - Tekstslide

1.1 Geef aan voor het onderstreepte woord: pv of vd.

Piet verhuist naar Zweden.

Slide 5 - Open vraag

1.1 Geef aan voor het onderstreepte woord: pv of vd.

Piet is naar Zweden verhuisd.

Slide 6 - Open vraag

1.2 Geef aan voor het onderstreepte woord: pv of vd.

Henny heeft haar enkel verdraaid.

Slide 7 - Open vraag

1.2 Geef aan voor het onderstreepte woord: pv of vd.

Henny  verdraait haar enkel.

Slide 8 - Open vraag

1.3 Geef aan voor het onderstreepte woord: pv of vd.

Het verkeer was ontregeld. 

Slide 9 - Open vraag

1.3 Geef aan voor het onderstreepte woord: pv of vd.

De storm ontregelt het verkeer.

Slide 10 - Open vraag

1.4 Geef aan voor het onderstreepte woord: pv of vd.

Mijn moeder koffie bestelt koffie.

Slide 11 - Open vraag

1.4 Geef aan voor het onderstreepte woord: pv of vd.

Mijn moeder heeft koffie besteld.

Slide 12 - Open vraag

Opdracht 2 op blz. 136

Slide 13 - Tekstslide

2.1 Noteer eerst of je een pv of vd moet invullen. Noteer dan de juiste vorm van het werkwoord. Zet de pv in de tt.

Luc heeft zijn voorsprong op allerlei manieren (verdedigen).

Slide 14 - Open vraag

2.2 Noteer eerst of je een pv of vd moet invullen. Noteer dan de juiste vorm van het werkwoord. Zet de pv in de tt.

Wie (bepalen) eigenlijk de opstelling van het team?

Slide 15 - Open vraag

2.3 Noteer eerst of je een pv of vd moet invullen. Noteer dan de juiste vorm van het werkwoord. Zet de pv in de tt.

Tijdens de landmachtdagen heeft Flinn een tank (besturen)

Slide 16 - Open vraag

2.5 Noteer eerst of je een pv of vd moet invullen. Noteer dan de juiste vorm van het werkwoord. Zet de pv in de tt.

Tijdens de landmachtdagen heeft Flinn een tank (besturen).

Slide 17 - Open vraag

2.4 Noteer eerst of je een pv of vd moet invullen. Noteer dan de juiste vorm van het werkwoord. Zet de pv in de tt.

Over tien jaar is het aantal aardbewoners (verdubbelen).

Slide 18 - Open vraag

2.5 Noteer eerst of je een pv of vd moet invullen. Noteer dan de juiste vorm van het werkwoord. Zet de pv in de tt.

Wat (bedoelen) de docent eigenlijk met deze instructie?

Slide 19 - Open vraag

Opdracht 3 op blz. 137

Slide 20 - Tekstslide

3.1 Noteer de juiste vorm van het werkwoord in.
Zet de pv in de tt.

Omdat de aarde opwarmt, (veranderen) het klimaat in Nederland.

Slide 21 - Open vraag

3.2 Noteer de juiste vorm van het werkwoord in.
Zet de pv in de tt.

Voordat de training begint, heeft de coach de instructie voor de oefening (herhalen).

Slide 22 - Open vraag

3.3 Noteer de juiste vorm van het werkwoord in.
Zet de pv in de tt.

Onderzoekers verwachten dat over twintig jaar bijna iedereen de boodschappen online (bestellen).

Slide 23 - Open vraag

3.4 Noteer de juiste vorm van het werkwoord in.
Zet de pv in de tt.

De kampioenen werden (onthalen) met bloemen en toegesproken door de voorzitter.

Slide 24 - Open vraag

3.5 Noteer de juiste vorm van het werkwoord in.
Zet de pv in de tt.

Heb je gehoord dat de stadionspeaker ook (vermelden) wie er laatste is geworden?

Slide 25 - Open vraag

Opdracht 4 op blz. 137

Slide 26 - Tekstslide

4.1 Noteer eerst of je een pv of vd in moet vullen. Noteer dan de juiste vorm van het werkwoord in. Zet de pv in de tt.

Aan de universiteit van Zuid-Californië is een 3D-printer (ontwikkelen) die beton spuit.

Slide 27 - Open vraag

4.2 Noteer eerst of je een pv of vd in moet vullen. Noteer dan de juiste vorm van het werkwoord in. Zet de pv in de tt.

De printer wordt (bevestigen) aan een grote kraan. Op die manier wordt het mogelijk om een compleet huis te printen in 24 uur.

Slide 28 - Open vraag

4.3 Noteer eerst of je een pv of vd in moet vullen. Noteer dan de juiste vorm van het werkwoord in. Zet de pv in de tt.

Het printen van een huis (besparen) naast tijd ook heel veel geld.

Slide 29 - Open vraag

4.4 Noteer eerst of je een pv of vd in moet vullen. Noteer dan de juiste vorm van het werkwoord in. Zet de pv in de tt.

3D-printers kunnen ook (gebruiken) worden op Mars.

Slide 30 - Open vraag

4.5 Noteer eerst of je een pv of vd in moet vullen. Noteer dan de juiste vorm van het werkwoord in. Zet de pv in de tt.

Je (besturen) de machine vanaf de aarde en zo (bebouwen) de printer een deel van het Mars-oppervlak.

Slide 31 - Open vraag

Klaar? Super!
Maak de taak spelling - werkwoorden op Numo

Slide 32 - Tekstslide