Quiz paragraaf 1.1 t/m 1.3

• Economie
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Primaire behoeften zijn ...

1. de noodzakelijke behoeften.
2. de luxe behoeften.

Wat is een primaire behoefte?

1. kleding
2. laptop
3. nieuwe iphone

Wat is een secundaire behoefte?

1. Brood
2. Scooter
3. een jeans
4. verwarming in huis

Wat is welvaart?

1. Hoeveel iemand kan kopen
2. In hoeverre je in je behoefte kunt voorzien
3. Hoe leuk je je leven vindt
4. Hoeveel je kunt bewegen

Voorbeelden van vrije goederen zijn ...

1. zon, zeewater en baksteen.
2. rubber, metaal en hout.
3. zon, zeewater en wind.
4. natuur, metaal en zon.

Wat is zelfvoorziening?

1. Dat je jezelf voor je ziet
2. Wanneer je zelf in jouw behoeften voorziet door producten te kopen
3. Zelf groenten verbouwen, zelf je huis schilderen, zelf jam maken.
4. Wanneer je producten verkoopt in je winkel

Je inkomen is € 550. Daarvan spaar je 20%. Hoeveel spaar je?

1. € 105
2. € 110
3. € 115
4. € 120

Je koopt een spelletje voor € 23,50 en krijgt 11% korting. Wat betaal je voor het spelletje

1. € 20,90
2. 20,95
3. € 21,01
4. € 20,91

Wat is marketing?

1. Alles wat een bedrijf onderneemt om meer te verkopen.
2. Instrumenten die je gebruikt op de verkoopmarkt.
3. Een methode om de winst te vergroten.
4. Een Engels woord voor winkel.

Je vader of moeder zegt tegen je: Ik heb een hele leuke broek voor je gezien, die moet je echt kopen! Dit noemen we;

1. Commerciële beïnvloeding
2. Sociale beïnvloeding
3. Maatschappelijke beïnvloeding
4. Ouderlijke beïnvloeding

Je ziet in een folder een advertentie staan 'NU 2 VOOR DE PRIJS VAN 1'.
Dit noemen we

1. Sociale beïnvloeding
2. Culturele beïnvloeding
3. Reclame
4. Commerciële beïnvloeding

Je krijgt 3,2% vakantiegeld. Je loon was €500,50. Hoeveel vakantiegeld kreeg je?

1. €16,00
2. €16,01
3. €16,02
4. €16,10

De normale prijs van een jas is € 125. Je krijgt € 35 korting. Hoeveel procent is dat?

1. 25%
2. 26%
3. 24%
4. 23%

Wat is budgetteren?

1. Een begroting maken
2. Een plan maken
3. Geld overmaken
4. Geld verdienen

Er bestaan verschillende soorten inkomens. Wat betekent inkomen uit arbeid?

1. Je hebt bezittingen waar je geld mee verdient
2. je krijgt geld zonder daar een tegenprestatie voor te leveren
3. Je wordt beloond voor het werk dat je doet
4. Je wordt beloond voor ondernemerschap

wat vorm van inkomen is inkomen in natura?

1. arbeid
2. bezit
3. overdracht

Huishoudelijke uitgaven zijn onverwachte uitgaven

1. Juist
2. Onjuist

Onder welke uitgaven vallen uitgaven aan kleding?

1. Vaste lasten
2. Incidentele uitgaven
3. Huishoudelijke uitgaven

Welke uitgave is valt onder incidentele uitgave?

1. Abonnement op Spotify
2. Boodschappen
3. Cadeau
4. Nieuwe telefoon

Hier staan enkele uitgaven van Cas. Geef aan welke uitgave een huishoudelijke uitgave is.

1. Sokken.
2. Aardappelen.
3. Computerspel.
4. Nieuwe keuken.

Je betaalt € 60 per maand voor de voetbalvereniging. Hoeveel is dat per week?

1. € 13,85
2. € 13,83
3. € 13,84
4. € 13,86