Hoe noem je het geheel van alle biotische en abiotische factoren in een bepaald gebied?
A
Ecosysteem
B
Ecologie
C
Abiotische factoren
D
Biotische factoren
1 / 20
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 4
In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Hoe noem je het geheel van alle biotische en abiotische factoren in een bepaald gebied?
A
Ecosysteem
B
Ecologie
C
Abiotische factoren
D
Biotische factoren
Slide 1 - Quizvraag
Een voorbeeld van een biotische factor is:
A
Grondsoort
B
Hoeveelheid wind
C
Roofvijanden
D
Temperatuur
Slide 2 - Quizvraag
Een voorbeeld van een abiotische factor is:
A
Hoeveelheid licht
B
Voeding
C
Concurrentie
D
Schuilplaats in een boom
Slide 3 - Quizvraag
Een haaksnavel is voor het eten van..
A
planten
B
zaden
C
vlees
D
insecten
Slide 4 - Quizvraag
Wat gebeurt er in de huidmondjes?
A
Koolstofdioxide gaat het blad in en zuurstof het blad uit.
B
Zuurstof gaat het blad in en koolstofdioxide het blad uit.
Slide 5 - Quizvraag
Houtvaten vervoeren
A
water met glucose vanuit de bladeren naar de andere plantendelen.
B
water en mineralen vanuit de wortels richting de bladeren.
Slide 6 - Quizvraag
Geef de namen van de nummers 1 en 3
A
1 = nerf of vaatbundel
3= opperhuid
B
1= opperhuid
3= nerf of vaatbundel
Slide 7 - Quizvraag
Deze stoffen zijn nodig voor de FOTOSYNTHESE :
A
zuurstof + glucose
B
koolstofdioxide + water
C
zuurstof + water
D
koolstofdioxide + glucose
Slide 8 - Quizvraag
Welke stoffen ontstaan bij de VERBRANDING?
A
koolstofdioxide + water
B
zuurstof + water
Slide 9 - Quizvraag
Door verbranding STIJGT de hoeveelheid koolstofdioxide in de lucht.
A
Fout
B
Goed
Slide 10 - Quizvraag
‘Een groep konijnen van dezelfde soort in de duinen bij Egmond aan zee’
A
Populatie
B
Soort
C
Individue
D
Levensgemeenschap
Slide 11 - Quizvraag
Een voedselketen begint ALTIJD met een :
A
dier
B
schimmel
C
bacterie
D
plant
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Tekstslide
Een aantal voedselketens die met elkaar verbonden zijn , noem je:
A
voedselweb
B
schakels
C
piramide van aantallen
Slide 14 - Quizvraag
Biomassa is het :
A
Gewicht van alle vloeibare stoffen in het lichaam
B
Gewicht van alle vaste stoffen in het lichaam, zonder water
Slide 15 - Quizvraag
Producenten
Voedselketen
Reducenten
Voedselweb
Consumenten
Slide 16 - Sleepvraag
Bekijk de afbeelding, in welk aquarium komt er steeds meer koolstofdioxide?
A
1
B
2
C
1 en 2
D
Er komt geen koolstofdioxide bij.
Slide 17 - Quizvraag
Wat is het atoomsymbool van koolstof?
A
C
B
H
C
O
D
CO2
Slide 18 - Quizvraag
Kijk goed waar de pijlen heen gaan. Het gaat hier om het volgen van de C, dit staat voor koolstof. Deze bouwsteen komt voor in glucose, maar ook in koolstofdioxide. De een wordt gevormd door fotosynthese de ander door verbranding.
Bij de stikstofkringloop gaat het om het volgend van de N (stikstof) Deze komt voor in eiwitten (dierlijk en plantaardig) en wordt uiteindelijk door de reducenten afgebroken totdat er nitraat overblijft. Dit nitraat wordt door de planten opgenomen en weer eiwit van gemaakt.
Slide 19 - Tekstslide
In welke vorm komt koolstof in de voedselketen terecht?