MTH, leerjaar 1, blok 2, les 2

Blok 2, les 2
Onderdelen van de les:

  • Herhaling les 1
  • De bloeddruk
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
Medisch technisch handelenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Blok 2, les 2
Onderdelen van de les:

  • Herhaling les 1
  • De bloeddruk

Slide 1 - Tekstslide

Benoem de 4 vitale functies.

Slide 2 - Open vraag

Kenmerkend voor de vitale functies is dat .....
A
Vaak maar 1 vitale functie verstoord is
B
Verstoring de andere vitale functies beïnvloed
C
Een verstoring door de andere vitale functies hersteld wordt

Slide 3 - Quizvraag

Hoe worden vitale functies doorgaans beoordeeld?
A
Bewustzijn observeren
B
Lichaamstemperatuur meten
C
Ademhaling observeren Hartslag meten
D
Alle bovenstaande

Slide 4 - Quizvraag

Wanneer het hart samentrekt wordt bloed de slagaders ingepompt.
Stelling: De druk in de slagaders blijft gelijk bij elke hartslag.
A
De stelling is correct
B
De stelling is niet correct

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de meest gebruikte locatie om de hartslag te meten bij volwassenen?
A
Hals
B
Pols
C
Lies
D
Enkel

Slide 6 - Quizvraag

De bloeddruk

Slide 7 - Tekstslide

Bloeddruk  
Door het pompen van het hart is de bloeddruk niet continu gelijk maar heeft het een golvend karakter. 

De bloeddruk wordt daarom uitgedrukt in twee getallen:  
• bovendruk (systolische druk); 
• onderdruk (diastolische druk).  

De bovendruk is de druk op het moment dat het hart bloed in de slagaders pompt waardoor de druk stijgt. 
De onderdruk is de druk op het moment dat het hart ontspant tussen de hartslag, waardoor de druk in de slagaders afneemt. 

Slide 8 - Tekstslide

De hoogte van de bloeddruk is onder andere afhankelijk van de volgende factoren:  
• De kracht waarmee het hart pompt. 
• De elasticiteit van de slagaders. 
Vernauwingen in de slagaders door bijvoorbeeld aderverkalking
  (atherosclerose). 
Verwijding of vernauwing van de bloedvaten. Rond slagaders 
  zitten spiertjes die dit kunnen reguleren afhankelijk van activiteit, 
  temperatuur en andere factoren. 
De hoeveelheid bloed. Bij een grote bloeding zal de bloeddruk 
  uiteindelijk dalen. 
De stroperigheid van het bloed. 

Slide 9 - Tekstslide

De bloeddruk schommelt gedurende de dag. 
In de ochtend en avond is de bloeddruk meestal lager dan in de middag. 

Daarnaast wordt de bloeddruk beïnvloed door inspanning en emoties. 

Een langdurig hoge bloeddruk verhoogt het risico op hart- en vaatziekten. 

Gedurende het leven stijgt de bloeddruk door verminderde elasticiteit van de slagaders en het optreden van aderverkalking. 

Slide 10 - Tekstslide

Bloeddrukwaarde interpreteren 
Een hoge bloeddruk wordt hypertensie genoemd. 

Hypertensie veroorzaakt over het algemeen geen directe klachten bij cliënten. 

Meestal is bij hypertensie zowel de bovendruk als de onderdruk verhoogd. 

Slide 11 - Tekstslide

De volgende afkapwaarden voor hypertensie worden vaak aangehouden bij volwassenen: 

• Bovendruk ≥ 140 mmHg; 
• Onderdruk ≥ 90 mmHg. 

De bovendruk wordt vooral gezien als bepalend voor het risico op hart- en vaatziekten. 
Het starten van behandeling met medicijnen hangt daarom ook met name van de bovendruk af. 

Slide 12 - Tekstslide

Een voorbeeld hoe de bloeddruk kan worden opgeschreven is: 

RR = 120/80 mmHg. 

  • RR staat voor Riva-Rocci, de uitvinder van de bloeddrukmeter. 
  • De waarde 120 geeft in dit voorbeeld de bovendruk weer. 
  • De waarde 80 geeft de onderdruk aan. 
  • De bloeddruk wordt aangegeven in millimeters kwik, dit wordt afgekort tot mmHg

De bloeddruk in dit voorbeeld wordt in de praktijk uitgesproken als ‘120 over 80’.  
  
 

Slide 13 - Tekstslide

Stelling: De ..... is de druk op het moment dat het hart bloed in de slagaders pompt.
A
Bovendruk
B
Onderdruk

Slide 14 - Quizvraag

De hoogte van de bloeddruk is afhankelijk van een aantal factoren.
Vraag: Waarvan is de bloeddruk niet direct afhankelijk?
A
Elasticiteit bloedvaten
B
Diameter bloedvaten
C
Stroperigheid bloed
D
Zuurstofgehalte bloed

Slide 15 - Quizvraag

De hoogte van de bloeddruk wisselt gedurende de dag.
Vraag: Wanneer is de bloeddruk doorgaans het hoogst?
A
Ochtend
B
Middag
C
Avond

Slide 16 - Quizvraag

Een hoge bloeddruk wordt hypertensie genoemd.

Vraag: Wanneer is sprake van hypertensie?
A
RR 145/95 mmHg
B
RR 130/85 mmHg
C
Beide bovenstaande
D
Geen van bovenstaande

Slide 17 - Quizvraag

Automatische bloeddrukmeting 
Bij het meten van de bloeddruk wordt gebruik gemaakt van een band die kan worden opgepompt. 
De bloeddruk wordt vrijwel altijd aan de bovenarm gemeten. De band wordt om de bovenarm van de cliënt gewikkeld en blijft vastzitten met klittenband. 
Vervolgens wordt de bloeddrukband opgepompt. 

Slide 18 - Tekstslide

Door het oppompen van de band wordt de slagader tijdelijk afgekneld. 

Als de bloeddrukband is opgepompt, laat de zorgverlener de band rustig leeglopen. 

Doordat de band langzaam leegloopt kan bepaald worden welke druk in de slagader heerst. 

Slide 19 - Tekstslide


Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

  • Kies het juiste formaat bloeddrukband. 

  • De manchet moet lang genoeg zijn om de bovenarm geheel te omwikkelen. 

  • Een meting van de bloeddruk wordt meestal gedaan bij een   
     zittende patiënt. Wanneer dit niet mogelijk is, bijvoorbeeld   
     omdat de cliënt niet uit bed kan komen, dan dient de houding 
     bij de meting te worden genoteerd. 

  • Het is belangrijk dat de cliënt eerst even tot rust kan komen voordat de bloeddruk wordt gemeten.

Slide 22 - Tekstslide

  • De bloeddruk dient steeds aan dezelfde arm te worden gemeten. 

  • De bloeddrukmeting wordt gestart door op de ‘start-knop’ te drukken. 

  • Tijdens de meetprocedure dient de cliënt niet te bewegen of spreken. 

  • Bij een eerste meting wordt de bloeddruk aan beide armen gemeten. 

Slide 23 - Tekstslide

  • Als de bloeddruk meer dan 10 mmHg verschilt, dient in het vervolg te worden gekozen voor de arm met de hoogste bloeddruk. 

  • Om de bloeddruk betrouwbaar vast te stellen dient deze twee keer te worden gemeten met een tussenpoos van minimaal 15 seconden. 

  • De uiteindelijke waarde is het gemiddelde van deze twee metingen. 

Slide 24 - Tekstslide

Contra-indicaties
De bloeddruk mag niet worden gemeten aan een arm indien:  
• Wonden aanwezig zijn; 
• De arm gezwollen is; 
• De arm verlamd is; 
• De lymfeklieren in de oksel zijn verwijderd (okselkliertoilet); 
• Een infuus in de arm aanwezig is.  

Meet in deze gevallen de bloeddruk aan de andere arm. 

Slide 25 - Tekstslide

Handmatige bloeddrukmeting 
Voor de handmatige bloeddrukmeting gelden dezelfde voorwaarden wat betreft afmetingen van de bloeddrukband en contra-indicaties als bij de automatische bloeddrukmeting. 

Een verschil is dat bij deze meting een bloeddrukmeter met handmatige pomp wordt gebruikt en dat een stethoscoop nodig is. 

Slide 26 - Tekstslide

Bij de handmatige bloeddrukmeting werkt op sommige punten anders dan bij de automatische bloeddrukmeting:  

  • De bloeddrukband van het juiste formaat wordt om de arm gelegd. 

  • De hartslag wordt in de pols gevoeld terwijl de manchet wordt opgepompt. 

  • Wanneer de hartslag niet meer te voelen is pompt men nog tot 30 mmHg door

  • De stethoscoop wordt op de elleboogsplooi gezet.

  • Er is nu geen geluid te horen. 

  • De manchet langzaam laat men langzaam leeglopen (ongeveer 2 mmHg per seconde).  

Slide 27 - Tekstslide

  • Op een bepaald moment wordt er geruis/getik gehoord, dit zijn de Korotkoff tonen.

  •  De bovendruk is de waarde die de bloeddrukmeter aangeeft op het eerste moment dat het geluid hoorbaar is.  

  • Men laat de manchet langzaam verder leeglopen, het geluid zal uiteindelijk verdwijnenen.

  • De onderdruk is het eerste moment dat het geluid niet meer hoorbaar is. 

  • Men blijft nog luisteren terwijl de manchet langzaam leegloopt tot 15mmHG na het wegvallen van het geluid. Als de onderdruk 65 mmHG is laat men de manchet dus tot 50 mmHg langzaam leeglopen (65 - 15 = 50).

  • De bovendruk en de onderdruk op worden opgeschreven en de meting wordt herhaald.

Slide 28 - Tekstslide

Stelling: De waarde die de bloeddrukmeter aangeeft op het eerste moment dat het geluid hoorbaar is, wordt de ..... genoemd.
A
Bovendruk
B
Onderdruk
C
Overdruk

Slide 29 - Quizvraag

Wanneer wordt de onderdruk op de meter afgelezen?
A
Het eerste moment dat geluid hoorbaar is
B
Het moment dat het geluid het hardst hoorbaar is
C
Het eerste moment dat het geluid niet meer hoorbaar is

Slide 30 - Quizvraag

Een contra-indicatie voor het meten van de bloeddruk aan een arm is een .....
A
Infuus in de arm
B
Gezwollen arm
C
Okselkliertoilet
D
Alle bovenstaande

Slide 31 - Quizvraag