Herhaling blok 3: online week 9

Triage 
Herhaling
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
TriageMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Triage 
Herhaling

Slide 1 - Tekstslide

Welkom!
In deze les ga je zelfstandig door de LessonUp heen. Grotendeels bestaat het uit een quiz en een enkele open vraag.
Veel succes!

Slide 2 - Tekstslide

Programma
Check-in
Lesdoelen
Herhaling ABCDE
Quiz
Afsluiting

Slide 3 - Tekstslide

Welke emoji past bij jouw motivatie vandaag?
😒🙁😐🙂😃

Slide 4 - Poll

Lesdoelen
  • De student kan voorbeeldvragen opnoemen om de ABCDE uit te vragen.
  • De student heeft geoefend met het bepalen van de urgentie aan de hand van casussen.






Aanvullingen, wensen, vragen?

Slide 5 - Tekstslide

Waar staat de A voor?
Noem een voorbeeldvraag...

Slide 6 - Open vraag

Waar staat de B voor?
Noem een voorbeeldvraag...

Slide 7 - Open vraag

Waar staat de C voor?
Noem een voorbeeldvraag...

Slide 8 - Open vraag

Waar staat de D voor? Noem een voorbeeldvraag

Slide 9 - Open vraag

Waar staat de E voor? Noem een voorbeeldvraag

Slide 10 - Open vraag

De patiënt belt dat haar hart zo te keer gaat. Ze is al rustig gaan zitten maar het helpt niet. Het maakt haar toch wat angstig. Welke urgentie?
A
U1
B
U2
C
U3

Slide 11 - Quizvraag

De patiënt belt dat ze over haar hele lichaam zweet, ze is misselijk en haar hart is helemaal op hol. Welke urgentie?
A
U1
B
U2
C
U3

Slide 12 - Quizvraag

Meneer belt dat zijn hart zo snel klopt en dat hij er ook kortademig bij is. Welke urgentie?
A
U1
B
U2
C
U3

Slide 13 - Quizvraag

Een versnelde hartslag noem je?
A
Brachycardie
B
Tachycardie

Slide 14 - Quizvraag

Meneer Yilmaz heeft al 2 dagen last beklemmende pijn op zijn borst
A
U1
B
U2
C
U3
D
U4

Slide 15 - Quizvraag

Scherpe en branderige pijn midden op de borst, wat verergert tijden vooroverbuigen of liggen
A
Angina Pectoris
B
Pneumothorax
C
Refluxoesofagitis

Slide 16 - Quizvraag

Het merendeel van de klachten van pijn op de borst is niet spoedeisend
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Olivia had vamorgen pijn op de borst daarbij was zij aan het zweten en werd erg misselijk. Na een uurtje slapen is het gezakt.
A
U1
B
U2
C
U3
D
U4

Slide 18 - Quizvraag


Ongeveer 80% van de mensen met acute pijn op de borst belt naar de eigen huisarts of huisartsenpost (HAP). Van deze mensen wordt bijna 69% gezien met een U1- of U2-urgentie.Hoeveel procent van de mensen die direct 112 bellen krijgt een ambulance toegestuurd?

A
Ongeveer 40%
B
Ongeveer 60%
C
Ongeveer 80%

Slide 19 - Quizvraag

 Mevrouw Longchamps, 68 jaar, belt om 6 uur ’s ochtends naar de huisartsenpost vanwege een hevige, beklemmende pijn op haar borst. De klachten zijn gistermiddag om 16.00 uur begonnen en zijn onveranderd aanwezig. De pijn straalt niet uit, ze is licht benauwd. Ook geeft ze aan zich misselijk en duizelig te voelen. Ze is bekend met hypertensie en hypercholesterolemie. Met welke urgentie dient mevrouw Longchamps beoordeeld te worden?

A
U1
B
U2
C
U3
D
U4

Slide 20 - Quizvraag

 Een myocardinfarct verloopt niet altijd volgens het klassieke beeld. Maar liefst 30% van de mannen heeft bij een myocardinfarct geen drukkende pijn op de borst. Hoe hoog is dat percentage bij vrouwen?

A
30%
B
40%
C
50%

Slide 21 - Quizvraag

Sandjai kreeg tijdens het hardlopen hevige pijn op de borst. Na even op een bankje gezeten te hebben is het gelukkig gezakt
A
U1
B
U2
C
U3
D
U5

Slide 22 - Quizvraag

Mevrouw Gerards (45 jaar) komt bij de huisarts in verband met plotseling ontstane benauwdheidsklachten sinds een dag en pijn rechts op de borst bij diep zuchten. De voorgeschiedenis is blanco. De huisarts vindt bij lichamelijk onderzoek geen afwijkingen (hart, longen, kuiten). De huisarts overweegt een longembolie. Hij gebruikt de beslisregel longembolie en komt tot 0 punten. Wat is nu het correcte vervolgbeleid ten aanzien van een mogelijke longembolie?

A
Expectatief
B
D-dimeer bepalen
C
X-thorax laten maken.
D
Direct verwijzen naar de longarts

Slide 23 - Quizvraag

Daan heeft sinds 3 uur hevige pijn op de borst en uitstraling naar de rechter arm
A
U1
B
U2
C
U3
D
U4

Slide 24 - Quizvraag

Welke verschillende soorten buikpijn zijn er?
A
Perforatie, koliek en ontstekingspijn
B
Misselijkheid, duizeligheids en aanvalspijn
C
OMA, UWI en OME

Slide 25 - Quizvraag

Welk contactadvies geef je bij een U4
A
Contact opnemen bij verslechtering of nieuwe klachten. Contact bij koorts
B
Contact opnemen over 2 dagen als klachten niet minder zijn
C
Contact opnemen bij koorts
D
Contact opnemen bij verslechtering

Slide 26 - Quizvraag

Judith is zwanger en staat volgens haar man krom in de kamer van de buikpijn. Welk beleid is correct?
A
U1 ivm hevige buikpijn en zwanger
B
U2 ivm hevige buikpijn
C
U2 ivm buikpijn en zwanger
D
Je hebt onvoldoende gegevens voor het stellen van urgentie

Slide 27 - Quizvraag

Wanneer is er sprake van hevig bloedbraken?
A
Opgeven van puur bloed
B
Braaksel met bloed
C
Enkele druppels bloed bij braaksel

Slide 28 - Quizvraag

Wat zijn vegetatieve verschijnselen?
A
Flauw vallen
B
Misselijk, klam
C
Duizelig, Zweten
D
Alle drie

Slide 29 - Quizvraag

Buikpijn kind en koorts kom je op een
A
U1
B
U2
C
U3
D
U4

Slide 30 - Quizvraag

Welke overbruggingsadviezen geef je NIET bij buikpijn kind
A
Neem temperatuur op, koorts is een reden voor een consult
B
Niet eten of drinken
C
Vang urine op
D
Geef een paracetamol

Slide 31 - Quizvraag

Als een kind koorts heeft boven de 39 graden en tv kan kijken is het kind hevig ziek
A
Waar
B
Niet waar

Slide 32 - Quizvraag

Welk contactadvies geef je bij een U4
A
Contact opnemen bij verslechtering of nieuwe klachten. Contact bij koorts
B
Contact opnemen over 2 dagen als klachten niet minder zijn
C
Contact opnemen bij koorts
D
Contact opnemen bij verslechtering

Slide 33 - Quizvraag

Wat is juist bij darmkrampjes?
A
Darmkrampjes zijn een probleem bij kinderen tot 3maanden
B
Darmkrampjes is alleen tot 6 maanden
C
Darmkrampjes gaan over binnen een jaar

Slide 34 - Quizvraag

Welke advies geef je bij hevige buikpijn = U1/U2

Slide 35 - Open vraag

Wat is melaena?
A
Is bij zwangerschap
B
Bloedbevattende, pik-, teer- of dropzwarte ontlasting
C
Bloedbevattend braaksel

Slide 36 - Quizvraag

Wanneer is er sprake van hevig bloedbraken?
A
Opgeven van puur bloed
B
Braaksel met bloed
C
Enkele druppels bloed bij braaksel

Slide 37 - Quizvraag

Wat zijn vegetatieve verschijnselen?
A
Flauw vallen
B
Misselijk, klam
C
Duizelig, Zweten
D
Alle drie

Slide 38 - Quizvraag

Diabetes patiënten hebben een
A
tekort aan insuline
B
teveel insuline

Slide 39 - Quizvraag

Wat is diabetes? Bij diabetes mellitus is er sprak van ..........
A
te weinig of geen insulineproductie, waardoor de bloedglucosewaarde structureel te hoog blijft.
B
een te hoge glucoseproductie, waardoor de bloedglucosewaarde structureel te hoog blijft
C
een te hoge insulineproductie, waardoor de bloedglucosewaarde structureel te hoog blijft.
D
te weinig of geen glucoseproductie, waardoor de bloedglucosewaarde structureel te hoog blijft.

Slide 40 - Quizvraag

Wat zijn de symptomen van Diabetes?
A
Infecties komen minder vaak voor doordat er geen suiker is in het bloed
B
Spierpijn in de armen zonder dat er reden voor is
C
Veel dorst en plassen
D
Smaakverlies die opeens kan komen en weggaan

Slide 41 - Quizvraag

BIJ IEMAND MET DIABETES DIE EEN HYPER HEEFT
A
IS DE BLOEDSUIKER TE HOOG
B
IS DE BLOEDSUIKER TE LAAG

Slide 42 - Quizvraag

Diabetes Type 1...
A
...is erfelijk
B
...ontstaat op jonge leeftijd.
C
...kan overgaan bij de juiste behandeling
D
...begint op oudere leeftijd.

Slide 43 - Quizvraag

Diabetes type 2 wordt ook wel oudersdom diabetes genoemd
A
Ja, dat is waar
B
Nee, dat is niet waar

Slide 44 - Quizvraag

Afsluiting
Dit was het einde van de les! Een heel fijn weekend alvast!!!

Slide 45 - Tekstslide