5H Economie par. 16.2

Huiswerkopgave 5a
Welke berekening toegevoegde waarde is juist?
A
530.000 - 283.000
B
172.000 + 22.000 + 18.000 + 35.000
C
Allebei juist
D
Allebei onjuist
1 / 16
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Huiswerkopgave 5a
Welke berekening toegevoegde waarde is juist?
A
530.000 - 283.000
B
172.000 + 22.000 + 18.000 + 35.000
C
Allebei juist
D
Allebei onjuist

Slide 1 - Quizvraag

Huiswerkopgave 6b
Informele sector bestaat uit zwart en ...?
A
Grijs
B
Groen
C
Rood
D
Wit

Slide 2 - Quizvraag

Huiswerkopgave 6d

A
Toegevoegde waarde is gestegen
B
Werkgelegenheid is gedaald
C
Prijzen zijn gestegen
D
Toegevoegde waarde gestegen, terwijl werkgelegenheid daalde

Slide 3 - Quizvraag

Huiswerkopgave 6e
A
28
B
50
C
59
D
83

Slide 4 - Quizvraag

Huiswerkopgave 7a
A
Geldstromen, want pijl van de export gaat van buitenland naar bedrijven
B
Goederenstromen, want pijl van de export gaat van buitenland naar bedrijven

Slide 5 - Quizvraag

Huiswerkopgave 7f
A
Positief, want export > import
B
Positief, want export < import
C
Negatief, want export > import
D
Negatief, want export < import

Slide 6 - Quizvraag

Huiswerkopgave 8a
A
180
B
197

Slide 7 - Quizvraag

5 grote spelers

Slide 8 - Tekstslide

5 grote spelers
- Gezinnen
- Bedrijven
- Overheid
- Buitenland
- Financiële instellingen

Teken zoveel mogelijk geldstromen tussen deze spelers

Slide 9 - Tekstslide

Figuur blz. 125
Y = C + I + O + E - M
( CIOEM )

Y = C + B + S

Slide 10 - Tekstslide

Economische kringloop 
(geldstromen)
Y = nationaal inkomen
C = Consumptie
B = Belasting
S = Besparingen
O = Overheidsbestedingen
I = Investeringen
E = Export
M = Import 

Slide 11 - Tekstslide

Huiswerkopgave 8bc
Y = C + I + O + E - M
= 199 + 28 + 106 + 197 - 180 = 350

Y = C + B + S
350 = 199 + B + 47
B = 350 - 199 - 47 
B = 104

Slide 12 - Tekstslide

Y = C + I + O + E - M
Y = C + B + S

C + B + S = C + I + O + E - M
B + S = I + O + E - M
( S - I ) + ( B - O ) = ( E - M )
( S - I ) + ( B - O ) - ( E - M ) = 0

Slide 13 - Tekstslide

( S - I ) is particulier spaarsaldo
( B - O ) is begrotingssaldo
( E - M ) is saldo lopende rekening

Deze saldo's houden elkaar in evenwicht

Slide 14 - Tekstslide

Macro economische identiteiten
  • Gezinnen: Y = C + B + S 
  • Bedrijven Y = C + I + O + E - M 
  • Overheid: B - O 
  • Particulier Spaarsaldo S - I 
  • Nationaal Spaarsaldo S - I + B - O
  • Uitvoersaldo E - M (betalingsbalanssaldo)
  • (S - I) + (B - O) = E - M 

Slide 15 - Tekstslide

Hw.
Huiswerkopgaven 9 en 10

Slide 16 - Tekstslide