2. Ik kan dingen met elkaar vergelijken in het Engels.
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1
In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Lesson 18
Lesdoelen:
2. Ik kan dingen met elkaar vergelijken in het Engels.
Slide 1 - Tekstslide
Geef antwoorden op de vragen, schrijf de antwoorden in je schrift. 1. Hier ben ik al goed in? 2. Dit wil ik nog leren? --> Dit is jouw eigen les doel! 3. Hoe ga ik dat doen? Wie of wat heb ik daarvoor nodig? 4. Hoe weet ik dat ik het kan?
Slide 2 - Open vraag
Opdrachten
Slide 3 - Tekstslide
Trappen van vergelijking
My phone is bigger than yours, but his phone is the biggest!
We gaan deze les kijken naar hoe je dingen met elkaar vergelijkt in het Engels!
(zodat je kan vertellen dat jouw telefoon mooier is dan die van een ander bijvoorbeeld ;) )
Slide 4 - Tekstslide
De drie trappen
I am smart, my sister is ....but my mother is ...
I am smart is je begin.
My sister is smarter, is de vergrotende trap.
But my mother is the smartest is de overtreffende trap
Slide 5 - Tekstslide
How to make it
Beginnende trap krijgt alleen het bijvoeglijk naamwoord (Smart)
Vergrotende trap krijgt het bijvoeglijk naamwoord + er (Smarter)
Overtreffende trap krijgt het bijvoeglijk naamwoord + est (Smartest)
Slide 6 - Tekstslide
Do you see which is irregular (onregelmatig)?
My friend is wise, my brother is wiser but my mother is the wisest.
My cat is fat, an elephant is fatter but a whale is the fattest.
Slide 7 - Tekstslide
Exceptions (uitzonderingen)
Word ends in E? --> +ER / +EST
Large - Larger - Largest
Woord heeft maar 1 lettergreep en eindigt op een medeklinker (g, s, t, etc.)? Verdubbel dan de laatste letter!
Big - Bigger - Biggest
Slide 8 - Tekstslide
Do you see which one is irregular?
I am sleepy, my dog is sleepier but my dad is the sleepiest.
This flower is beautiful, the garden is more beautiful but my house is the most beautiful.
Slide 9 - Tekstslide
Exceptions
Eindigt het op een medeklinker + Y? --> +IER / +IEST.
Happy - Happier - Happiest
Heeft het woord 3 of meer lettergrepen? Dan gebruik je more en most.
Beautiful - more beautiful - most beautiful
Slide 10 - Tekstslide
Time to practice!
Your turn! Fill in the gap. See example: Fast - ..... - fastest ==> Fast - faster - fastest.
Slide 11 - Tekstslide
Strong - stronger - ....
Slide 12 - Open vraag
... - sweeter - sweetest
Slide 13 - Open vraag
Irritating - ..... - Most irritating
Slide 14 - Open vraag
Good - Better - ...
Slide 15 - Open vraag
Responsible - ... - Most responsible
Slide 16 - Open vraag
... - Funnier - Funniest
Slide 17 - Open vraag
Hard - ..... - Hardest
Slide 18 - Open vraag
Weak - Weaker - ....
Slide 19 - Open vraag
Fair - .... -Fairest
Slide 20 - Open vraag
... - Dumber - Dumbest
Slide 21 - Open vraag
More exceptions!
Kijk goed naar deze, die moet je uit je hoofd leren! 1. Good/ well - better - best
2. Badd/ill - worse - worst
Slide 22 - Tekstslide
Vergelijken: Heb je het leerdoel behaald? Hoe weet je dat? Als je het nog niet behaald hebt, hoe wil je dit wel gaan doen? (Denk aan: hulp vragen aan docent/ ouders/ klasgenoot - opdrachten - filmpjes kijken (zie volgende dia)
Slide 23 - Open vraag
Slide 24 - Video
A lion is _________ than a cat
A
Bigger
B
The biggest
C
The most big
Slide 25 - Quizvraag
That is the ________________ animal I have ever seen
A
most beautiful
B
beautifuller
C
more beautiful
Slide 26 - Quizvraag
In Spain, it is ____________ than in the Netherlands
A
Hottest
B
Hot
C
Hotter
D
More hot
Slide 27 - Quizvraag
That's the ________ story I have heard
A
Funnyier
B
Funniest
C
Funnyest
D
Most funny
Slide 28 - Quizvraag
That phone is __________ than my tablet
A
Smaller
B
Smallest
C
More small
Slide 29 - Quizvraag
Exercise
Vul de goede vorm in van het bijvoeglijk naamwoord. Bijvoorbeeld:
1. The highest (high) building in the world is in the Middle East.
Slide 30 - Tekstslide
1. Nobody can run ___________(fast) than a leopard
Slide 31 - Open vraag
2. New York is one of the world's _______(big) and ________(busy) cities.
Slide 32 - Open vraag
3. My cousin is a very ___________ (friendly) guy. I think he is the _______(nice) person I know.
Slide 33 - Open vraag
4. Why are diamonds __________(expensive) than gold?
Slide 34 - Open vraag
5. This must be the __________(boring) film I have ever seen! It is much ____________(bad) than the last one I saw.
Slide 35 - Open vraag
6. You are a _____________(good) guitar player, but you are not the __________(good) one I know.
Slide 36 - Open vraag
7. She makes jokes all the time. She is _________(funny) than most comedians on TV.
Slide 37 - Open vraag
Exercise
Kijk naar de plaatjes en maak er drie zinnen bij, gebruik de trappen van vergelijking.
Slide 38 - Tekstslide
3 zinnen
Slide 39 - Open vraag
3 zinnen Bijvoorbeeld: 1. That horse is beautiful
Slide 40 - Open vraag
3 zinnen
Slide 41 - Open vraag
3 zinnen
Slide 42 - Open vraag
Writing: Schrijf een korte tekst in het Engels waarin je jouw telefoon vergelijkt met eentje die je graag zou willen hebben. Gebruik minimaal 3 vergelijkingen! Minimaal 30 woorden.
Slide 43 - Open vraag
Heb je je lesdoelen gehaald? Hoe weet je dat? Leg uit