7. Het spel gaat nu gaat als volgt;
Persoon 2 zet de muziek uit of komt terug in het lokaal, en gaat tegenover
persoon 1 staan.
Persoon 1 beeldt uit: Wie? Als persoon 2 denkt te weten over wie het gaat,
steekt die een duim op. Dan beeldt persoon 1 het volgende uit: Wat? Ook nu
steekt persoon 2 een duim op als die het denkt het weten. Dan de laatste:
Waar? Persoon 1 is nu klaar en gaat zitten.
8. Dit herhaalt zich met persoon 3 en met persoon 4.
9. Persoon 4 mag uiteindelijk hardop uitspreken: wie houdt er een feest, wat
wordt er gevierd en waar?
10. Speel het uitbeeldspel nog een keer met 4 andere leerlingen.