Dissimilatie oefenvragen

Wat is het doel van dissimilatie?
A
Grotere moleculen afbreken tot kleinere
B
Grotere moleculen bouwen uit kleinere
C
Energie vrijmaken uit grote moleculen
D
Energie opslaan in grotere moleculen
1 / 17
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Wat is het doel van dissimilatie?
A
Grotere moleculen afbreken tot kleinere
B
Grotere moleculen bouwen uit kleinere
C
Energie vrijmaken uit grote moleculen
D
Energie opslaan in grotere moleculen

Slide 1 - Quizvraag

Welke processen vinden plaats in producenten?
A
alleen dissimilatie
B
alleen assimilatie
C
dissimilatie en assimilatie
D
geen van allen

Slide 2 - Quizvraag

Noem de vier deelprocessen van de aerobe dissimilatie van glucose.

Slide 3 - Open vraag

Aerobe dissimilatie
Alcoholgisting
Melkzuurgisting
Voortgezette assimilatie
Koolstofassimilatie

Slide 4 - Sleepvraag

hoe vaak wordt de krebscyclus gebruikt voor de afbraak van 1 molecuul glucose?
A
1/2 x
B
1x
C
2x
D
4x

Slide 5 - Quizvraag

In BiNaS 68D is een membraan getekend. Hoe heet deze membraan?
A
buitenmembraan
B
binnenmembraan
C
cristae
D
matrix

Slide 6 - Quizvraag

(BiNaS 68D) Waarnaartoe worden de protonen verplaatst met behulp van de energie van het elektron tijdens de oxidatieve fosforylering.
A
van matrix naar tussenmembraanruimte
B
van tussenmembraanruimte naar matrix
C
van cytoplasma naar tussenmembraanruimte
D
van tussenmembraanruimte naar cytoplasma

Slide 7 - Quizvraag

Welke organismen voeren dissimilatie uit?
A
Alleen heterotrofe organismen
B
Alleen autotrofe organismen
C
Alleen reducenten
D
Alle organismen

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het substraat bij de dissimilatie?
A
Chloroplast
B
CO2
C
Glucose
D
planten, dieren, bacteriën en schimmels

Slide 9 - Quizvraag

(BiNaS 68D) Waarnaartoe worden de waterstofionen verplaatst met behulp van de energie van het elektron tijdens de oxidatieve fosforylering?
A
van matrix naar tussenmembraanruimte
B
van tussenmembraanruimte naar matrix
C
van cytoplasma naar tussenmembraanruimte
D
van tussenmembraanruimte naar cytoplasma

Slide 10 - Quizvraag

Leg de werking van een enzym uit aan de hand van het plaatje hiernaast.

Slide 11 - Open vraag


A
aerobe dissimilatie van vetzuren
B
anaerobe dissimilatie van aminozuren
C
melkzuurgisting

Slide 12 - Quizvraag

Bij oxidatieve fosforylatie worden de energierijke moleculen NADH en FADH2 omgezet. Bij welke processen zijn deze ontstaan?
A
N: glycolyse F: citroenzuurcyclus
B
N: glycolyse F: glycolyse + citroenzuurcyclus
C
N: glycolyse + citroenzuurcyclus F: citroenzuurcyclus
D
N + F: glycolyse + citroenzuurcyclus

Slide 13 - Quizvraag

Het gevormde NADH wordt niet omgezet tot NAD+. Wat is het gevolg voor de glycolyse?
A
De glycolyse gaat gewoon door
B
De glycolyse stopt

Slide 14 - Quizvraag

in welk deel van de aerobe dissimilatie van glucose is zuurstof nodig
A
in de glycolyse
B
in het pyruvaat dehydrogenase complex
C
in de krebscyclus
D
in oxidatieve fosforylering

Slide 15 - Quizvraag

Hoeveel moleculen pyrodruivenzuur kunnen er maximaal ontstaan er uit één molecuul glucose?
A
1
B
2
C
3
D
0

Slide 16 - Quizvraag

Als één molecuul glucose de glycolyse in gaat, hoeveel ATP ontstaat er netto?
A
2
B
4
C
6
D
8

Slide 17 - Quizvraag