V3 week 12: § 4.4 vervolg

V3, online les, week 12
§ 4.4
Rekenen aan reacties
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

V3, online les, week 12
§ 4.4
Rekenen aan reacties

Slide 1 - Tekstslide

Bespreken § 4.4
vraag 1 tm 4
Hou je schrift en antwoorden bij de hand
20 seconden per vraag om antwoord te geven

Slide 2 - Tekstslide

Vraag 1. Ontleding 10 gram suiker. Hoeveel gram ontledingsproducten ontstaat er?
A
10 g
B
meer dan 10 g
C
minder dan 10 g
D
vraag kan niet beantwoord worden

Slide 3 - Quizvraag

Geef hier je eindantwoord van vraag 2 met 1 decimaal, bijvoorbeeld: 12,5 g

Slide 4 - Open vraag

Uitwerkingen vraag 2
reactie
koolstof + 
C +
zuurstof →
O2 →
koolstofdioxide
CO2
massa-verhouding
3
8
gegeven & gevraagd (x)
20 g
x
berekening
x = 20g·8/3
x = 53,3 g

Slide 5 - Tekstslide

Antwoord vraag 3 en 4
A
vr 3: 7,5 g vr 4: 55,0g
B
vr 3: 20 g vr 4: 55,0 g
C
vr 3: 7,5 g vr 4: 40,0 g
D
Mijn antwoorden staan hier niet bij

Slide 6 - Quizvraag

Uitwerkingen vraag 3
reactie
koolstof + 
C +
zuurstof →
O2 →
koolstofdioxide
CO2
massa-verhouding
3
8
gegeven & gevraagd (x)
x
20 g
berekening
x = 7,5 g
x = 20g·3/8

Slide 7 - Tekstslide

Uitwerkingen vraag 4
reactie
koolstof + 
C +
zuurstof →
O2 →
koolstofdioxide
CO2
massa-verhouding
3
8
=3+8=11
gegeven & gevraagd (x)
15 g
y
x
berekening
of
x = 15g·11/3
y=15g·8/3

y = 40,0
x= 55,0 g
x=15+40,0

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Stappenplan: Rekenen aan Reacties
  1. Reactieschema of reactievergelijking
  2. Massaverhouding
  3. Gegeven & gevraagd (x)
  4. Berekening
  5. Conclusie: Eindantwoord, controle, eenheid

Slide 10 - Tekstslide

IJzer en zuurstof reageren in de verhouding 7:2. We verbranden 5,0 gram ijzer hoeveel gram zuurstof is nodig. En hoeveel gram ijzeroxide ontstaat er?

Slide 11 - Open vraag

reactie
ijzer + 
2 Fe +
zuurstof →
O2 →
ijzeroxide
2 FeO
massa-verhouding
7
2
9
=7+2
gegeven & gevraagd (x)
5 g
x
y
berekening
of
x = 5g·2/7
x = 1,4 g
y=5g·9/7=6,4 g
y=5+1,4=6,4 g
Antw.: voor de verbranding van 5,0 gram ijzer is er 1,4 gram zuurstof nodig. Er ontstaat 6,4 gram ijzeroxide

Slide 12 - Tekstslide

Maken (5 minuten)
Vraag 5, 6
Vraag 7: 
horizontale x-as: massa zuurstof
verticale y-as: massa na de reactie

Klaar: steek je digitale hand op in Teams
timer
5:00

Slide 13 - Tekstslide

reactie
ijzer + 
2 Fe +
zuurstof →
O2 →
ijzeroxide
2 FeO
massa-verhouding
7
2
9
=7+2
gegeven & gevraagd (x)
x
y
100 g
berekening

x = 77,8 g 100g·7/9
y = 22,2 g
100g·2/9
Antw.: voor de vorming van 100 g ijzeroxide is er 77,8 g ijzer en 22,2 g zuurstof nodig.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Vraag 8: in welke massaverhouding reageren zink en zuurstof
A
Zn:O2 = 10 : 2
B
Zn:O2 = 5 : 1
C
Zn:O2 = 4 : 1

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

massaverhouding H2 : O2 = 1 : 8
Er wordt 2,0 g waterstof gemengd met 8,0 g zuurstof. Welke uitspraak is ONJUIST?
Na de reactie is...
A
... er nog waterstof over
B
... alle zuurstof op
C
... er water gevormd en nog zuurstof over
D
... er water gevormd en nog waterstof over

Slide 21 - Quizvraag

Overmaat: er is meer van een stof dan we nodig hebben. Er is teveel, er is over.

Ondermaat: er is tekort van een stof om alles te laten reageren. er is te weinig.

Stoffen worden niet in de juiste massaverhouding gemengd.

Slide 22 - Tekstslide

Welke is in
overmaat ?
A
S
B
O2

Slide 23 - Quizvraag

C en O2 reageren in een massaverhouding van 3 : 8. 25 gram zuurstof en 20 gram koolstof worden met elkaar gemengd.

a) Bereken hoeveel gram koolstof kan reageren met 25 gram zuurstof. Hebben we zoveel koolstof?
b) Bereken hoeveel gram zuurstof kan reageren met 20 gram koolstof. Hebben we zoveel zuurstof?
c)  Welke stof is er in overmaat aanwezig? 
d) Bereken hoeveel er van deze stof in overmaat is?
e) Bereken hoeveel gram koolstofdioxide er ontstaat wanneer deze 25 gram zuurstof en 20 gram koolstof gemengd worden.


timer
5:00

Slide 24 - Tekstslide

reactie
koolstof + 
C +
zuurstof →
O2 →
koolstofdioxide
CO2
massa-verhouding
3
8
gegeven & gevraagd (x)
x
25 g
berekening

x = 9,4 g 
x = 25g·3/8
Antw.: Voor 25 g zuurstof is 9,4 g koolstof nodig. We hebben meer koolstof aanwezig (20 g)

Slide 25 - Tekstslide

reactie
koolstof + 
C +
zuurstof →
O2 →
koolstofdioxide
CO2
massa-verhouding
3
8
gegeven & gevraagd (x)
20 g
x
berekening

x = 20g·8/3
x = 53,3 g 
Antw.: Voor 20 g koolstof is 53,3 g zuurstof nodig. Dit is niet aanwezig, we hebben maar 25 g zuurstof.

Slide 26 - Tekstslide

c) Welke stof is er in overmaat aanwezig?
d) Bereken hoeveel er van deze stof in overmaat is?
a) Voor 25 g zuurstof is 9,4 g koolstof nodig. We hebben meer koolstof aanwezig (20 g) → koolstof is in overmaat aanwezig
b) Voor 20 g koolstof is 53,3 g zuurstof nodig. Dit is niet aanwezig, we hebben maar 25 g zuurstof. → zuurstof is in ondermaat aanwezig

Overmaat: 20 g - 9,4 g = 10,6 g koolstof blijft over

Slide 27 - Tekstslide

reactie
koolstof + 
C +
zuurstof →
O2 →
koolstofdioxide
CO2
massa-verhouding
3
8
11
=3+8
gegeven & gevraagd (x)
x
25 g
y
berekening

x = 9,4 g
= 25g·3/8 
y=25·11/8= 34,4 g
y=25+9,4=34,4 g
Antw.: Wanner 20 g C en 25 g O2 worden gemengd. Ontstaat er 34,4 g CO2 en blijft er nog 10,6 g C over.

Slide 28 - Tekstslide

HW § 4.4
maken vraag 9, 16, 17, 18 & 19
foto inleveren in Teams

Slide 29 - Tekstslide