Ademhaling
Zeker in de eerste fase na opname in het ziekenhuis moet de ademhaling vaak kunstmatig worden overgenomen, omdat de ademhalingsspieren tekortschieten. Bij een letsel boven cervicale 4 is blijvende beademing noodzakelijk. Het ondersteunen van de ademhaling is ook noodzakelijk voor het kunnen ophoesten van geproduceerd sputum en om luchtweginfecties te voorkomen.
Bloeddruk
In de spinale shockfase valt de sympathicusactiviteit geheel of gedeeltelijk uit. Bij letsel boven thoracale 1 kan de zorgvrager dan hypotensie (lage bloeddruk) krijgen doordat er, als dat nodig is, geen verhoging van de polsfrequentie en het slagvolume optreedt (dit is namelijk een activiteit van de sympathicus). Bij lagere dwarslaesies (onder thoracale 5) kan een bloeddrukdaling optreden, omdat er geen vasoconstrictie (vernauwing van de bloedvaten) onder het niveau van het letsel mogelijk is. Als de spinale shockfase voorbij is, treedt het gevaar van een autonome dysreflexie op. Dit kan, als een goede signalering en diagnose ontbreekt, een levensbedreigende aandoening zijn.
Temperatuur
Als de verbinding tussen de hersenen en het gebied onder de dwarslaesie is verbroken, functioneert de temperatuurregeling van het lichaam niet meer. Daardoor ontstaat het risico van onderkoeling en stijging van de lichaamstemperatuur.
Darm en blaas
In de eerste 24 uur na het ontstaan van het letsel kan de darm volledig gaan stilliggen (paralytisch ileus). In de spinale shockfase zijn er geen reflexen en kan hiervan dus niet gebruikgemaakt worden om de darmen te legen. In de spinale shockfase kan de zorgvrager niet zelfstandig plassen (mictie). De blaasspieren zijn verlamd en de reflex is uitgevallen. Bij hogere dwarslaesies ontstaat vaak een reflexblaas. De blaasspier wordt spastisch en trekt ongecontroleerd samen. Hierdoor ontstaat incontinentie. Het is mogelijk dat een reflexblaas zich niet volledig leegt. De oorzaak daarvan kan zijn het spastisch worden van de blaasspier en de spieren die de blaasuitgang afsluiten. Ze kunnen elkaar in dat geval tegenwerken. Het grote gevaar is dat bij blaastraining zowel de blaasspier als de sfincterspieren samentrekken, waardoor er een hoge druk in de blaas ontstaat. Deze hoge druk brengt de nieren in gevaar. Het voorkomen van hoge druk en het risico op nierbeschadiging is een belangrijke reden voor urodynamisch onderzoek. Bij lage dwarslaesies (onder sacrale 2) ontstaat een autonome blaas (overloopblaas). Deze zorgvragers blijven afhankelijk van katheterisatie. Bij letsel onder het niveau lumbale 1 is er soms een continue stijfstand van de penis.
Trombo-embolie
Zorgvragers met een dwarslaesie hebben een verhoogde kans op het ontwikkelen van trombo-embolieën, met name onder het niveau van de laesie. De arts zal doorgaans nadroparine (Fraxiparine®) als tromboseprofylaxe voorschrijven.
Decubitus, houding en contracturen
Zorgvragers met een dwarslaesie hebben een extra risico op decubitus vanwege de ontbrekende sensibiliteit en de vaak totale immobiliteit. Dit risico blijft aanwezig. Bij zorgvragers met een dwarslaesie is er een vergrote kans op contractuurvorming, onder andere door hun immobiliteit en mogelijke dysbalans in de spieren en spasticiteit. Dit draagt ook bij aan het risico op decubitus.
Autonome dysreflexie
Na de spinale shockfase kan bij zorgvragers met een hoge dwarslaesie (boven Th 5) autonome dysreflexie voorkomen. Door ontregelde reflexen onder het niveau van de laesie geeft een – vanwege de dwarslaesie niet door de zorgvrager gesignaleerde – (pijn)prikkel een bloeddrukverhoging in het gehele lichaam (vaak een systolische bloeddruk boven de 220 mmHg en een diastolische boven de 130 mmHg). Het deel van het lichaam boven de laesie probeert dit te compenseren door verwijding van de bloedvaten boven de laesie en door het verlagen van de hartfrequentie. Verschijnselen zijn sterke en snel opkomende hoofdpijn, transpiratie boven het niveau van de dwarslaesie en juist een koude huid daaronder, snelle of juist trage hartslag, een rood gezicht, pupilverwijdering en een beklemd gevoel op de borst. Ook rusteloosheid en misselijkheid kunnen uitingen van autonome dysreflexie zijn. Autonome dysreflexie kan worden veroorzaakt door een volle blaas of darm, wondje of infectie, maar ook door handelingen van de arts of verpleegkundige zoals cystoscopie, urodynamisch onderzoek, klysma, katheter of rectoscopie.
Pijn
Hoewel de pijnwaarneming juist onderbroken is, kunnen zorgvragers met een dwarslaesie toch lijden aan heftige pijnen. De pijnen kunnen afkomstig zijn van organen, spieren of skelet. Specifiek voor de zorgvrager met een dwarslaesie zijn neuropathische pijnen (zenuwpijnen). Deze worden veroorzaakt door de onderbreking in het zenuwstelsel. De pijnen treden op in de verlamde lichaamsdelen en worden omschreven als brandend, scherp, stekend of tintelend. Ze zijn vaak moeilijk te behandelen.