3H - les 19, 20, 21 - P3

• Spaans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Programa de viernes 7 de febrero

• Taaltaak gerundio inleveren
• Verder oefenen met gerundio
• Start unidad 2

Evaluatie taaltaak

• Ik weet hoe de gerundio vertaald wordt - ja/nee
• Ik weet hoe ik de gerundio moet vormen - ja/nee
• Ik ken de onregelmatige gerundiovormen - ja/nee
  

Op een van deze vragen 'nee' geantwoord? Zorg dan dat je de volgende les 'ja' kunt antwoorden!

Actividades de clase

Maken:

• XB pagina 59-60 opdracht 23 en 24 (gerundio)
• WB opdracht 1 t/m 2 (start unidad 2)
• WB bron A opdracht 4 (spreken) en 8 (luisteren + spreken) 
  

Laatste 10 minuten van de les: vraagwoorden herhalen

Welke vraagwoorden kennen jullie nog? Schrijf ze per duo op:

Vraagwoorden

¿Qué?                                =

¿Quién(es)?                    =

¿Cuál(es)?                       =

¿Cómo?                            =

¿Cuándo?                        =

¿Cuánto/a/os/as?        =

¿Dónde?                          =

¿Por qué?                        =

Afsluiting

Beantwoord de volgende vragen op het briefje:

• Wat heb je geleerd deze les?
• Wat ging er goed?
• Wat kan er beter?
• Wat moet ik daarvoor doen (of laten)?
• Schrijf je naam op het briefje

Programa de lunes 10 de febrero

• Onregelmatige gerundio's
• Vraagwoorden
• Nakijken HW (classroom)
• SO unidad 2 op 28 februari
  - voca unidad 2 SN
  - roze ww blad 25-45 SN

Evaluatie taaltaak

• Ik weet hoe de gerundio vertaald wordt - ja/nee
• Ik weet hoe ik de gerundio moet vormen - ja/nee
• Ik ken de onregelmatige gerundiovormen - ja/nee
  

Op een van deze vragen 'nee' geantwoord? Zorg dan dat je de volgende les 'ja' kunt antwoorden!

Onregelmatige gerundio's

1. dormir, morir =

2. ir, leer, creer = 

3. decir, venir, pedir, reír vestir =

Weet je ook wat deze ww betekenen?

Vraagwoorden - betekenis + kies er 3, maak een zin

1. ¿Qué?                                =

2. ¿Quién(es)?                    =

3. ¿Cuál(es)?                       =

4. ¿Cómo?                            =

5. ¿Cuándo?                        =

6. ¿Cuánto/a/os/as?        =

7. ¿Dónde?                           =

8. ¿Por qué?                        =

Actividades de clase

• PA2 WB p 57, 58 oef 14, 15, 16 (vraagwoorden)
• XB pagina 61, 62 oef 25, 26, 27 (gerundio)
  
  
• Klaar? ¡Bien hecho! Leer nu voca voor het SO.

Afsluiting

Beantwoord de volgende vragen op het briefje:

• Wat heb je geleerd deze les?
• Wat ging er goed?
• Wat kan er beter?
• Wat moet ik daarvoor doen (of laten)?
• Schrijf je naam op het briefje

Programa de martes 11 de febrero

• Voca leren
• Nakijken HW (classroom)
• Verder werken
• SO unidad 2 op 28 februari
  - voca unidad 2 SN
  - roze ww blad 25-45 SN
  VOCA + LEEStoets

*Pereza = luiheid

¡15 minutos de vocabulario!

Voca voor SO unidad 2:

- woordjes blok 2.1 t/m 2.3 (S-N) 

- roze ww-blad 25-45 (S-N)

• We werken in stilte (ook geen muziek)
• Ieder voor zich
• Je mag quizlet/wrts gebruiken

Actividades de clase

Werk van gister:

• PA2 WB p 57, 58 oef 14, 15, 16 (vraagwoorden) + nakijken
• XB pagina 61, 62 oef 25, 26, 27 (gerundio) + nakijken
  

Werk van vandaag:

• WB p 52-54 oef 9 (lezen)                  We werken rustig
• WB p 55, 56 oef 11 (luisteren)         Overleg mag zachtjes

Vertaal "ik ben aan het slapen" (onregelmatig)

1. Estoy dormiendo
2. Soy dormiendo
3. Estoy durmiendo
4. Soy durmiendo

Vertaal "wij zijn aan het gaan" (onregelmatig)

1. Estamos yendo
2. Estamos iendo
3. Somos yendo
4. Somos iendo

Geef de onregelmatige gerundiovorm van decir

Geef de onregelmatige gerundiovorm van morir

Vertaal "jullie zijn aan het praten" (regelmatig)

1. Están hablando
2. Estáis hablando
3. Sois hablando
4. Estáis hablado

Vertaal "jij bent aan het eten" (regelmatig)

1. Está comiendo
2. Eres comiendo
3. Has comido
4. Estás comiendo

Vertaal "zij zijn aan het lachen" (onregelmatig)

1. Están riendo
2. Estáis riendo
3. Son riendo
4. Han reído

Afsluiting

Beantwoord de volgende vragen op het briefje:

• Wat heb je geleerd deze les?
• Wat ging er goed?
• Wat kan er beter?
• Wat moet ik daarvoor doen (of laten)?
• Schrijf je naam op het briefje