H5 en H6 Woordenschat, vwo 3

H5 Woordenschat 
Aan het einde van deze les kan ik:
  • Spreekwoorden en uitdrukkingen herkennen en gebruiken.
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H5 Woordenschat 
Aan het einde van deze les kan ik:
  • Spreekwoorden en uitdrukkingen herkennen en gebruiken.

Slide 1 - Tekstslide

Uitdrukkingen 

  • een woordcombinatie met een vaste betekenis
  • is van volgorde te veranderen

Spreekwoorden

  • een wijsheid of opvatting
  • een hele zin
  • is niet aan te passen of te veranderen

Slide 2 - Tekstslide

Een uitdrukking of spreekwoord is altijd een vorm van letterlijk taalgebruik.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Een uitdrukking kun je niet aanpassen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Spreekwoord of uitdrukking?

Slide 5 - Tekstslide

Niet geschoten is altijd mis.
A
Spreekwoord
B
Uitdrukking
C
Geen van beide

Slide 6 - Quizvraag

Tijdens het zwemmen deed hij zijn best om zijn hoofd boven water te houden om niet te verdrinken.
A
Spreekwoord
B
Uitdrukking
C
Geen van beide

Slide 7 - Quizvraag

Hij laat de kaas niet van zijn brood eten.
A
Spreekwoord
B
Uitdrukking
C
Geen van beide

Slide 8 - Quizvraag

Ik werd steeds van het kastje naar de muur gestuurd.
A
Spreekwoord
B
Uitdrukking
C
Geen van beide

Slide 9 - Quizvraag

Van uitstel komt afstel.
A
Spreekwoord
B
Uitdrukking
C
Geen van beide

Slide 10 - Quizvraag

Ik vind dat je nu van een mug een olifant maakt.
A
Spreekwoord
B
Uitdrukking
C
Geen van beide

Slide 11 - Quizvraag

Men moet het ijzer smeden als het heet is.
A
Spreekwoord
B
Uitdrukking
C
Geen van beide

Slide 12 - Quizvraag

Vul in:
Als de ... van huis is, dansen de muizen op tafel.

Slide 13 - Open vraag

Wat betekent:
Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel?

Slide 14 - Open vraag

Vul in:
Je zult de hand in eigen ...... moeten steken.

Slide 15 - Open vraag

Wat betekent:
Je zult de hand in eigen boezem moeten steken?

Slide 16 - Open vraag

Vul in:
Dat is .... na de maaltijd.

Slide 17 - Open vraag

Wat betekent:
Dat is mosterd na de maaltijd?

Slide 18 - Open vraag

Vul in:
De beste ... staan aan wal.

Slide 19 - Open vraag

Wat betekent:
De beste stuurlui staan aan wal?

Slide 20 - Open vraag

H6 Woordenschat 
Aan het einde van deze les kan ik:
  • Vaste combinaties van woorden herkennen, begrijpen en gebruiken.

Slide 21 - Tekstslide

Collocaties
In de doofpot stoppen, op rolletjes lopen; dit zijn vaste combinaties van woorden.

Zulke vaste combinaties noemen we collocaties.

Goed om te kennen, want er worden nog weleens uitdrukkingen door elkaar gehaald!

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Collocaties
Er zijn verschillende combinaties mogelijk:
- ZN met vast WW; 'een besluit nemen'
- Uitdrukkingen met  WW; 'de boventoon voeren'
- Uitdrukkingen zonder WW; 'een doorn in het oog'
- Uitdrukkingen met  woordpaar; 'pais en vree'
- Uitdrukkingen met  woordpaar én vast WW; 'kant noch wal raken'

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Welk spreekwoord wordt hier uitgebeeld?

Slide 26 - Open vraag

Slide 27 - Tekstslide

Welk spreekwoord wordt hier uitgebeeld?

Slide 28 - Open vraag

Slide 29 - Tekstslide

Welk spreekwoord wordt hier uitgebeeld?

Slide 30 - Open vraag

Slide 31 - Tekstslide

Welk spreekwoord wordt hier uitgebeeld?

Slide 32 - Open vraag

Slide 33 - Tekstslide

Welk spreekwoord wordt hier uitgebeeld?

Slide 34 - Open vraag

Slide 35 - Tekstslide

Welk spreekwoord wordt hier uitgebeeld?

Slide 36 - Open vraag

Slide 37 - Tekstslide

Welk spreekwoord wordt hier uitgebeeld?

Slide 38 - Open vraag

Slide 39 - Tekstslide

Welk spreekwoord wordt hier uitgebeeld?

Slide 40 - Open vraag

Slide 41 - Tekstslide

Welk spreekwoord wordt hier uitgebeeld?

Slide 42 - Open vraag

Wat hoort bij elkaar?
drijven
hakken
stoppen
lopen
springen
in de doofpot ...
op rolletjes ...
in de pan ...
uit z'n vel ...
in het nauw ...

Slide 43 - Sleepvraag

Aan de slag! 
Maak:
  • Opdracht 1, 3 en 8 van H5 woordenschat.
  • Opdracht 1 en 3 van H6 woordenschat.

Klaar?
Ga verder met spelling H4 en H5, maak daarvan opdr. 2 en 3.

Slide 44 - Tekstslide