KERN 53_mooie zinnen schrijven.

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?

1. Quiz: test jezelf!
2. Uitleg bij KERN 53.
3. Zelfstandig werken. 

Pak het KERN boek erbij, je schrift/map en pennen.
GEEN laptops vandaag.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Schrijf zinnen met de volgende woorden:

1. De allergie
2. Het immuunsysteem.
3. Iets van de grond krijgen.

Je mag de betekenis op zoeken op de website: woorden.org of in het KERN boek.
timer
9:00

Slide 5 - Tekstslide

Schrijf een zin op met het woord: 'de allergie'

Slide 6 - Open vraag

Voorbeeldzin
Hij heeft een allergie voor pinda's. Als hij pinda's eet gaat hij overgeven. 

Slide 7 - Tekstslide

Schrijf een zin op met het woord 'immuunsysteem'.

Slide 8 - Open vraag

Voorbeeldzin
Hij had zo'n goed immuunsysteem, dat hij niet ziek werd van corona. 


Slide 9 - Tekstslide

Schrijf een zin op met het woord: 'iets van de grond krijgen'

Slide 10 - Open vraag

Voorbeeldzin
Het kostte 7 jaar om zijn eigen bedrijf van de grond te krijgen. Daarna was hij miljonair. 

Slide 11 - Tekstslide

Schrijf een zin op met het woord 'achten'

Slide 12 - Open vraag

Voorbeeldzin
De leerlingen waren moe. Daardoor achtten ze zichzelf niet in staat om een goed cijfer te halen. 

Synoniem van achten: vinden (vonden)

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Wat valt op aan de oranje woorden?

Slide 15 - Tekstslide

Schrijftip: begin niet iedere zin op dezelfde manier.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Maak de zin actief:

De pizza werd bezorgd door de buurjongen. (T1)

Slide 18 - Open vraag

Uitleg
Passieve zin: De pizza werd bezorgd door de buurjongen.
2 werkwoorden: Hulpwerkwoord + voltooid deelwoord.

Actieve zin: De buurjongen bezorgde de pizza.
-> Wie bezorgde? De buurjongen.
 1 werkwoord:  Persoonsvorm in de verleden tijd.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Begin de eerste zin met een ander woord dan 'ze':

Ze zijn gisteren op vakantie gegaan. Ze zijn vroeg vertrokken. (T1)

Slide 21 - Open vraag

Uitleg
Gisteren zijn ze op vakantie gegaan. Ze zijn vroeg vertrokken.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Welke stellingen zijn juist? (R)
A
Een passieve zin maakt de tekst afwisselend
B
Actieve zinnen zijn duidelijker dan passieve zinnen
C
Een zin moet altijd met een onderwerp beginnen
D
Afwisseling tussen lange en korte zinnen is goed

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Wat?
KERN 53: vraag 1, 2, 3 en 5. 
Hoe?
Lees uitleg op bladzij 110. Of overleg met je buurman of buurvrouw.
Tijd?
Tot einde van de les.

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide