17-4-2025

DEUTSCH
 Willkommen im Deutschunterricht     
- Handy  in der Tasche
- Kauwgummi  ausspucken
- Bücher auf dem Tisch
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

DEUTSCH
 Willkommen im Deutschunterricht     
- Handy  in der Tasche
- Kauwgummi  ausspucken
- Bücher auf dem Tisch

Slide 1 - Tekstslide

der Unterrichtsplan:

( de lesplanning)


- Rückblick

- Kapitel 6 Frankfurt am Main

- Lektion 1 Aufg, 1, 2, 5, 6 und 7 kontrollieren. 

- Lektion 1 Aufg. 8 machen. 

_ Lektion 1 Aufg. 9 (verdieping) of oefenopgave maken (herhalen)

- Evaluation

- Hausaufgaben. 


                       











Slide 2 - Tekstslide

die Lernziele:


- je weet wat over Frankfurt am Main. 


- je kunt vertellen wat een sterk werkwoord is. 


- je kunt vertellen wat het werkwoord fahren betekent. 


- je kunt onder andere het werkwoord fahren juist vervoegen. 

Slide 3 - Tekstslide

Frankfurt am Main

Slide 4 - Tekstslide

Hoe wordt Frankfurt am Main soms ook genoemd?

Slide 5 - Open vraag

Hoe heet de rivier waaraan Frankfurt ligt?

Slide 6 - Open vraag

In welk Bundesland ligt Frankfurt am Main?
A
Nordrhein- Westfalen
B
Bayern
C
Hessen
D
Mecklenburg Vorpommern

Slide 7 - Quizvraag

Hausaufgaben: Aufg. 1, 2, 5 kontrollieren.

Verbessert eure Fehler. 

Slide 8 - Tekstslide

Hausaufgaben: Aufg.  6 und 7 kontrollieren
1
* wissel van werkboek met je buurman/buurvrouw. Pak een andere kleur pen. Zet een kruisje voor de foute antwoorden. 

2. Geef het werkboek terug. Kijk nu naar de fouten die je hebt gemaakt en verbeter deze! 

Slide 9 - Tekstslide




Maak nu opgave 8! 
timer
5:00

Slide 10 - Tekstslide




Aufg. 8 konrollieren



- Meer dan 3 fout? --> maak de extra oefening.
- 3 fouten of minder? --> Maak de steropdracht 9 
timer
5:00

Slide 11 - Tekstslide

Wat is de juist vorm?
Er ............. um 22:00 Uhr nach Hause.
A
fahrst
B
fährst
C
fahrt
D
fährt

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de juist vorm?
Ihr ............. mit dem Boot auf dem Rhein.
A
fahrt
B
fährt
C
fahren
D
fahre

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de juiste vervoeging van het werkwoord: schlafen?
Du ............. am Samstag immer lange aus.

Slide 14 - Open vraag

Wat is de juiste vervoeging van het werkwoord: fallen?
Ich .......... von der Treppe.

Slide 15 - Open vraag

Wat is de juiste vervoeging van het werkwoord: fallen?
Nyne ........... immer aus ihrem Bett.

Slide 16 - Open vraag

Hausaufgaben: extra Opgave/ Opgave 9 afmaken + leren Lektion 1  Wörter. 
  
 
 

Slide 17 - Tekstslide

17-4-2025

Slide 18 - Tekstslide