§7.4 Veerkracht en uitrekking

§7.4 Veerkracht en uitrekking
Vandaag:
  • Terugblik;
  • Lesdoelen §7.4;
  • Evaluatie uitleg;
  • Instructie §7.4;
  • Maken opgaven uit het boek; 
  • Afsluiting les.

 


1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

§7.4 Veerkracht en uitrekking
Vandaag:
  • Terugblik;
  • Lesdoelen §7.4;
  • Evaluatie uitleg;
  • Instructie §7.4;
  • Maken opgaven uit het boek; 
  • Afsluiting les.

 


Slide 1 - Tekstslide

Vragen §7.3?

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik

Slide 3 - Tekstslide

Juist of onjuist?

Krachten meet je met een veerunster.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Aan een veerunster hangt een blokje. Je ziet een afbeelding van de schaalverdeling van de veerunster met aanwijzing.
A
1,05 N
B
1,15 N
C
1,25 N

Slide 5 - Quizvraag

Krachtenschaal is 1 cm = 50 N.
Vector is 5 cm. Hoe groot is de kracht?
A
50 N.
B
250 N.
C
125 N.
D
75 N.

Slide 6 - Quizvraag

Welke effecten kan een kracht hebben?
A
Richting en snelheid veranderen.
B
Snelheid en vorm veranderen.
C
Snelheid, richting en vorm veranderen.
D
Richting en vorm veranderen.

Slide 7 - Quizvraag

Welk effect van een kracht zie je hier het duidelijkst?
A
Verandering van vorm.
B
Verandering van richting.

Slide 8 - Quizvraag


Wat is zwaartekracht?
A
De aantrekkingskracht; vergelijkbaar met een magneet.
B
De eenheid is F.
C
Gravitatiekracht van de aarde.
D
De aantrekkingskracht van een massa op een andere, kleinere massa.

Slide 9 - Quizvraag


Zwaartekracht werkt altijd...
A
naar boven.
B
naar links.
C
naar beneden.
D
naar rechts.

Slide 10 - Quizvraag


Wat is de eenheid van zwaartekracht?
A
Massa (m).
B
Newton (N).
C
Kilogram (kg).
D
Power (P).

Slide 11 - Quizvraag


Het symbool voor zwaartekracht is...
A
F.
B
Fz.
C
Fg.
D
Fs.

Slide 12 - Quizvraag


Waar zit het aangrijpingspunt van de zwaartekracht en wat is de richting van de zwaartekracht?
A
Aangrijpingspunt is in het midden, de richting omlaag.
B
Aangrijpingspunt is in het midden, de richting omhoog.
C
Aangrijpingspunt is op de plek waar je de grond raakt, de richting omlaag.
D
Aangrijpingspunt is op de plek waar je de grond raakt, de richting omhoog.

Slide 13 - Quizvraag


 Bereken de zwaartekracht op een pen met een massa van 15,3 gram.
A
15,3 x 9,81 = 150,1 N
B
0,153 x 9,81 = 1,50 N
C
153 x 9,81 = 1500,9 N
D
0,0153 x 9,81 = 0,15 N

Slide 14 - Quizvraag


 Bereken de massa van een auto met een zwaartekracht van 19315 N.
A
19315 / 9,81 = 1969 kg
B
1,9315 / 9,81 = 0,197 kg
C
19315 * 9,81 =189480 kg
D
1,9315 * 9,81 = 18,95 kg

Slide 15 - Quizvraag


Hoe weet je of er een kracht werkt?
A
Verandering van vorm.
B
Verandering van beweging.
C
Verandering van richting.
D
Alle drie zijn goed.

Slide 16 - Quizvraag

De massa van een blikje met soep is 500 gram. Hoeveel Newton is de zwaartekracht op dit blikje?
A
491 N
B
49 N
C
4,9 N
D
0,5 N

Slide 17 - Quizvraag

Een auto weegt 990 kg. Wat is de zwaartekracht in N?
A
971 N
B
9712 N
C
97 N
D
9,7 N

Slide 18 - Quizvraag

§7.4 - Je leert ...
  • met een verhoudingstabel de kracht en uitrekking bij een veer berekenen;
  • uitleggen dat de uitrekking recht evenredig is met de veerkracht;
  • aan de hand van de veerconstante aangeven hoe stug of slap een veer is.

Slide 19 - Tekstslide

Veerkracht
Welke krachten zorgen 
ervoor dat dit meisje
rechtop kan blijven staan?

Slide 20 - Tekstslide

De veerkracht
Je gaat bungeejumpen.
Leg uit waardoor je naar beneden valt.

Je valt tijdens bungeejumpen eerst naar beneden. Leg uit waardoor je afremt en uiteindelijk weer terug omhoog gaat. 

Slide 21 - Tekstslide

De veerkracht
Je gaat bungeejumpen.
Leg uit waardoor je naar beneden valt. Zwaartekracht

Je valt tijdens bungeejumpen eerst naar beneden. Leg uit waardoor je afremt en uiteindelijk weer terug omhoog gaat. Veerkracht

Slide 22 - Tekstslide

Zwaartekracht
Het gewicht wat aan de veer hangt heeft een zwaartekracht die recht naar beneden wijst. 
Door de zwaartekracht rekt de veer uit. 

Slide 23 - Tekstslide

Veerkracht
De kracht die de veer uitoefent op het gewicht wat aan de veer hangt/trekt noemen we veerkracht.

Slide 24 - Tekstslide

Evenwicht
De zwaartekracht en de veerkracht zijn even groot, omdat alles stil hangt. 

Hierdoor ontstaat er een evenwicht.

Slide 25 - Tekstslide

Uitrekking
Als je een gewicht aan een veer hangt rekt deze uit. 

De afstand tussen de veer in rust en de uitgerekte veer noem je de uitrekking (u)

Slide 26 - Tekstslide

Uitrekking
In het boek wordt dit omschreven als:
U = lengte uitgerekte veer - beginlengte.

Hierin is u de uitrekking.



Slide 27 - Tekstslide

De uitrekking van een veer geeft aan hoe groot de kracht is.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 28 - Quizvraag

Hoe groter de massa aan een veer hoe .... de uitrekking.
A
Groter
B
Kleiner

Slide 29 - Quizvraag

Stugge of slappe veer?
Bij stugge veren heb je meer kracht nodig om de veer uit te rekken, dan bij een slappe veer

Slide 30 - Tekstslide

Stugge of slappe veer?
Hoe stug of slap een veer is geef je aan door te meten hoeveel N er nodig is om de veer 1 cm uit te rekken.

Slide 31 - Tekstslide

Stugge of slappe veer?
  • Bij veer A is 5 N nodig om de veer 1 cm uit te rekken.

  • Bij veer B is 2 N nodig om de veer 1 cm uit te rekken.

  • Dus veer A is stugger dan veer B.


Slide 32 - Tekstslide

Welke veer heeft een grote uitrekking bij een gelijke massa?
A
Een stugge veer.
B
Een slappe veer.

Slide 33 - Quizvraag

Een veer kan slap of stug zijn.
Wat kun je zeggen over slappe veren?
A
Slappe veren rekken moeilijker uit dan stugge veren.
B
Slappe veren rekken makkelijker uit dan stugge veren.
C
Slappe veren rekken net zo makkelijk uit als stugge veren.
D
Slappe veren rekken net zo moeilijk uit als stugge veren.

Slide 34 - Quizvraag

Oefening
Je maakt: 54 t/m 62.

Volgende week: deel 2 (opdr. 63 t/m 71).

Klaar?
1. Inleveren;
2. Nakijken, daarna huiswerk/leren!

Slide 35 - Tekstslide

Deel 2: recht evenredig verband
De uitrekking is recht evenredig met de kracht.

Hiermee wordt bedoeld:
Als je een veer 1 cm uitrekt en daar heb je bijvoorbeeld 2 N voor nodig, dan heb je 4 N nodig aan kracht om de veer 2 cm uit te rekken. 

Slide 36 - Tekstslide

De uitrekking van een veer is 2 cm bij een kracht van 10 N. Wat is de uitrekking bij een kracht van 20 N?
A
1 cm
B
2 cm
C
3 cm
D
4 cm

Slide 37 - Quizvraag

De uitrekking van een veer is 2 cm bij een kracht van 10 N. Als de uitrekking 6 cm is, wat is dan de kracht?
A
5 N
B
10 N
C
20 N
D
30 N

Slide 38 - Quizvraag

De uitrekking van een veer is 2 cm bij een kracht van 10 N. Als de uitrekking 1 cm is, wat is dan de kracht?
A
5 N
B
10 N
C
20 N
D
30 N

Slide 39 - Quizvraag

Uitrekking en veerkracht

Slide 40 - Tekstslide

Even oefenen!
timer
7:00

Slide 41 - Tekstslide

Antwoord!

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Dus: verhoudingstabel!

Slide 44 - Tekstslide

Je rekt een veer 2 cm uit met een kracht van 10 N. Hoeveel kracht moet je uitoefenen als je de veer 5 cm wilt uitrekken?

Slide 45 - Open vraag

Zelf oefenen!
timer
3:30

Slide 46 - Tekstslide

Antwoord!

Slide 47 - Tekstslide

Ik kan de kracht op een veer uitrekenen met de verhoudingstabel!
010

Slide 48 - Poll

Ik kan de uitrekking van een veer uitrekenen met de verhoudingstabel!
010

Slide 49 - Poll

Oefening
Je maakt: 63 t/m 71.

Volgende week: start §7.5.

Klaar?
1. Inleveren;
2. Nakijken, daarna huiswerk/leren!

Slide 50 - Tekstslide