Take it easy - Unit 5 - Lesson 3&4

Take it easy - Unit 5 - Health
Herhaling les 1&2
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsBasisschoolGroep 7,8

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Take it easy - Unit 5 - Health
Herhaling les 1&2

Slide 1 - Tekstslide

flu
A
buikpijn
B
griep
C
waterpokken
D
koorts

Slide 2 - Quizvraag

a headache

Slide 3 - Open vraag

hospital
A
kerk
B
ziekenhuis
C
hart
D
gezond

Slide 4 - Quizvraag

gezond
A
healthy
B
heart
C
disease
D
operation

Slide 5 - Quizvraag

tandarts
A
dentist
B
victim
C
mumps
D
hospital

Slide 6 - Quizvraag

Grammatica 1: 'to have'
When you feel a terrible pain in your head, you can say:
I have a headache = Ik heb hoofdpijn
He/she has a headache = Hij/zij heeft hoofdpijn

You can also say:
I've a headache = Ik heb hoofdpijn
He's a headache = Hij heeft hoofdpijn


Slide 7 - Tekstslide

To have
I have                                         I've
you have                                  you've
he/she/it has                        he's/she's/it's
we have                                   we've
you have                                  you've
they have                               they've

Slide 8 - Tekstslide

I am feeling sick. I .... a fever.
A
have
B
has

Slide 9 - Quizvraag

Abigail's is feeling sick. She .... a fever.
A
have
B
has

Slide 10 - Quizvraag

I think you .... a stomach ache.
A
have
B
has

Slide 11 - Quizvraag

They think that she .... a stomach ache.
A
have
B
has

Slide 12 - Quizvraag

Les 3
Doelen:
1. Vandaag leren we 20 nieuwe thema woorden; 2. Leren we hoe je werkwoorden gebruikt;
3. Leren we wat bezittelijk- en persoonlijk voornaamwoorden in het Engels zijn.


Slide 13 - Tekstslide

10 new words

Slide 14 - Tekstslide

Unit 5, lesson 3, exercise 2&3&4

Slide 15 - Tekstslide

Exercise 5&6

Slide 16 - Tekstslide

Grammatica 2 (page 95)

Slide 17 - Tekstslide

Gebruik het ww 'to break'

My leg ......
A
have broken
B
I've broken
C
is broken

Slide 18 - Quizvraag

Gebruik het ww 'to break'

I ..... my leg
A
have broken
B
I've broken
C
is broken

Slide 19 - Quizvraag

Gebruik het ww 'to twist'

I ..... my shoulder
A
have twisted
B
twist
C
is twisted
D
twisted

Slide 20 - Quizvraag

Gebruik het ww 'to twist'

My shoulder .....
A
have twist
B
twist
C
is twisted
D
have twisted

Slide 21 - Quizvraag

Page 95 > * exercise

Slide 22 - Tekstslide

10 new words
& fill the words in the phrases 

Slide 23 - Tekstslide

Persoonlijk- en bezittelijk voornaamwoorden

Slide 24 - Tekstslide

 > my arm
you > your arm
he > his arm
she > her arm

Slide 25 - Tekstslide

My leg hurts because I fell off my bike.
His heartbeat is high because he has done too much running.
Her arm is broken and she has been taken to the hospital.
Your feet hurt when you walk too much.

Slide 26 - Tekstslide

I fell of the bike. ..... leg hurts.
A
Your
B
my
C
his
D
her

Slide 27 - Quizvraag

You fell of the bike. ..... leg hurts.

Slide 28 - Open vraag

His leg hurts. ...... fell of the bike.

Slide 29 - Open vraag

Welke past bij jou?
A
Ik heb Engels al goed geleerd
B
Ik moet Engels nog een beetje doorlezen
C
Ik moet nog hard aan de bak

Slide 30 - Quizvraag