Je leent voor een nieuwe auto € 15000,-. Je betaalt deze in 36 termijnen terug. Elke termijn is één maand Het maandtermijn is € 484,-. Hoeveel wordt er in totaal terugbetaald en wat zijn de rentekosten van deze lening?
Opdracht
Slide 3 - Tekstslide
Je betaalt 36 maanden lang € 484,- per maand terug.
Je betaalt dus 36 x € 484,- = € 17.424,-.
De rentekosten van deze lening zijn dus € 17.424, - € 15.000,- = € 2.424,-
Opdracht
Slide 4 - Tekstslide
Gatentekst
1) _______ betekent geld van anderen gebruiken. Het meest bekende voorbeeld is de 2) _______. Dat is een lening voor het kopen van een huis. Je kunt bij een bank een lening of hypotheek afsluiten. 3) _______ betekent dat je regelmatig geld betaalt aan de bank om de hypotheek terug te betalen. Maar let op! Als je geld leent, moet je ook een vergoeding betalen aan de bank. Dat heet 4) _______. Hoe hoger het rentepercentage, hoe meer geld je op den duur moet terugbetalen. Het is dus belangrijk om goed na te denken voordat je geld leent en om altijd op tijd je aflossingen en rente te betalen. Als je geld leent, stijgen de 5) _______. Hierdoor moet je bezuinigen op andere budgetten.
Vul in in de tekst!
Lenen
Vast lasten
Rente
Aflossen
Hypotheek
Slide 5 - Tekstslide
Gatentekst
LENEN betekent geld van anderen gebruiken. Het meest bekende voorbeeld is de HYPOTHEEK. Dat is een lening voor het kopen van een huis. Je kunt bij een bank een lening of hypotheek afsluiten. AFLOSSEN betekent dat je regelmatig geld betaalt aan de bank om de hypotheek terug te betalen. Maar let op! Als je geld leent, moet je ook een vergoeding betalen aan de bank. Dat heet RENTE. Hoe hoger het rentepercentage, hoe meer geld je op den duur moet terugbetalen. Het is dus belangrijk om goed na te denken voordat je geld leent en om altijd op tijd je aflossingen en rente te betalen. Als je geld leent, stijgen de VASTE LASTEN. Hierdoor moet je bezuinigen op andere budgetten.
Slide 6 - Tekstslide
5.6. Melissa's levensloop
Slide 7 - Tekstslide
Aan het eind van deze paragraaf kun je:
uitleggen hoe inkomsten en uitgaven kunnen veranderen tijdens iemands leven.
voorbeelden noemen van situaties in iemands leven waar de inkomsten of uitgaven veranderen.
Wat gaan we leren?
Slide 8 - Tekstslide
De levensfasen van een mens
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
VRAGEN?
Slide 11 - Tekstslide
OPDRACHTEN
Maak de toepassingsvragen, vraag 7-13 op bladzijde 30 en 31.