Chapitre 7 Frankrijkkunde, grammatica bron C, phrases clés ABE

Mardi 18 mai
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Mardi 18 mai

Slide 1 - Tekstslide

Frankrijkkunde
  •  Welk gebergte loopt door Marokko?
    Atlasgebergte
  • Hoe heet de koning van Marokko?
    Mohammed VI
  • Wat is het wettelijke betaalmiddel in Marokko?
    Dirham

Slide 2 - Tekstslide

Frankrijkkunde
  • Wat is de hoofdstad van Marokko?
    Rabat
  • Welke 3 (!) talen worden er in Marokko gesproken?
    Arabisch, Frans en Berber.
  • Noem een typisch Marokkaans gerecht.
    Couscous

Slide 3 - Tekstslide

Frankrijkkunde
  • Wat is de bijnaam van Marokko?
    Land van de ondergaande zon.
  •  Noem nog een beroemde stad in Marokko?
    Marrakech.

Slide 4 - Tekstslide

Phrases clés bron A
  • Et vendredi, on va ensemble à la fête de l'école?
  • Oui, super, on y va ensemble.
  •  On part à quelle heure?
  • La fête commence à quatre heures. 
  • On part à trois heures et demie.
  • À ce soir!
  • À demain!

Slide 5 - Tekstslide

Phrases Clés bron B
  • Tu as envie d'aller au cinéma samedi prochain?
  • Désolé(e) samedi prochain je ne peux pas.
  • On y va comment?
  • On peut y aller en bus.
  • À vendredi alors!
  • À plus!

Slide 6 - Tekstslide

Phrases Clés bron E
  • Vous préférez la viande ou le poisson?
  • Je préfère la viande.
  • Heeft u een keuze gemaakt?
  • Vous avez choisi?
  • Comme entrée je voudrais de la soupe.

Slide 7 - Tekstslide

Grammaire bron C
vouloir = willen
pouvoir = kunnen
je veux
je peux
tu veux
tu peux
il veut
il peut
nous voulons
nous pouvons
vous voulez
vous pouvez
ils veulent
ils peuvent

Slide 8 - Tekstslide

noteer het rijtje van vouloir

Slide 9 - Open vraag

noteer het rijtje van pouvoir

Slide 10 - Open vraag

vouloir = willen
  • ik heb gewild
  • j'ai voulu
  • ik wilde
  • je voulais
  • ik zal willen
  • je voudrai 

Slide 11 - Tekstslide

pouvoir = kunnen
  • ik heb gekund
  • j'ai pu
  • ik kon
  • je pouvais
  • ik zal kunnen
  • je pourrai

Slide 12 - Tekstslide

We g aan er samen heen.

Slide 13 - Open vraag

Hoe laat vertrekken we?

Slide 14 - Open vraag