NN7 - Meer dan lezen §4 - Alinea's en kernzinnen

 Alinea's en kernzinnen
NN7 - Meer dan lezen §4
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

 Alinea's en kernzinnen
NN7 - Meer dan lezen §4

Slide 1 - Tekstslide

Na deze les weet je wat alinea's zijn en kun je de kernzin uit een tekst halen.

Slide 2 - Tekstslide

Teksten zijn verdeeld in alinea’s. Een alinea bestaat uit een aantal zinnen die bij elkaar horen, omdat ze over hetzelfde gaan. 

Slide 3 - Tekstslide

In een tekst over een oude kasteelruïne kunnen de alinea’s bijvoorbeeld gaan over wanneer het kasteel oorspronkelijk gebouwd werd, wie er allemaal gewoond hebben en waar het kasteel vandaag de dag nog voor gebruikt wordt. 

Slide 4 - Tekstslide

Iedere nieuwe alinea begint op een nieuwe regel.

Slide 5 - Tekstslide

In een goede alinea staat de belangrijkste informatie in de kernzin. Dat is meestal de eerste zin van de alinea en soms de laatste. In de zinnen voor of na de kernzin staat dan een nadere uitleg of een voorbeeld. 

Slide 6 - Tekstslide

De kernzin kan ook de tweede zin zijn; de eerste zin geeft dan vaak het verband met de vorige alinea(’s) aan. 

Slide 7 - Tekstslide

Stel dat in een tekst de ene alinea over zonne-energie als bron van elektriciteit gaat, dan kan de volgende alinea beginnen met: Maar zonne-energie is niet de enige milieuvriendelijke manier om elektriciteit op te wekken. 
De kernzin komt daarna: Omdat het in Nederland heel vaak waait, worden hier voor de stroomproductie ook windmolens gebruikt.

Slide 8 - Tekstslide

We lezen zo met elkaar tekst 1. Om de tekst goed te kunnen begrijpen, moet je weten wat de woorden betekenen. Maak de juiste combinaties.

Slide 9 - Tekstslide

wetenschappers die overblijfselen uit het verleden bestuderen
plaats waar een groep mensen zich vestigt
persoon die geschreven boeken overschrijft
onduidelijke mix; mengelmoes
betrouwbare bewering die wordt gedaan over een bepaalde klankontwikkeling
Bijbelboek over de liefde
archeologen (al. 1)
nederzetting (al. 2)
kopiist (al. 4)
allegaartje (al. 5)
klankwet (al. 7)
Hooglied (al. 4)

Slide 10 - Sleepvraag

We bekijken het fragment over Rotta, een oude variant van een nu nog bekende taal.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Link

Waar denk je dat deze taal gesproken werd? Leg je antwoord uit.

Slide 13 - Open vraag

Noteer vijf woorden die je goed kunt begrijpen zonder de vertaling eronder te lezen.

Slide 14 - Open vraag

We lezen tekst 1 op blz. 32 en 33.
Je mag ook meelezen vanaf je scherm, maar je hebt sws ook je boek straks nodig. 

Slide 15 - Tekstslide

Oude gesprekken

(1) Tijdens de bouw van de Rotterdamse Markthal in het jaar 2000 deden archeologen een bijzondere ontdekking: zeven meter onder het straatniveau lagen de resten van een 10e-eeuwse boerderij. Deze vormde samen met een aantal andere boerderijen de nederzetting Rotta, gelegen aan de rivier de Rotte. Rotterdamse archeologen maakten een reconstructie van de boerderij, die de naam Rottahuis kreeg.

Slide 16 - Tekstslide

(2) Twee jaar geleden kwam een animatiefilmpje van de archeologen online, waarin je als kijker een beeld krijgt van het leven in de nederzetting. Onlangs verscheen een nieuw filmpje, waarin ook de taal van duizend jaar geleden tot leven is gewekt. Dit is het werk van Peter-Alexander Kerkhof, vergelijkend taalwetenschapper aan de Universiteit Leiden. Maar hoe weten we eigenlijk hoe men toen sprak, aangezien er zo weinig bronnen zijn uit die tijd?

Slide 17 - Tekstslide

Oudste Nederlands
(3) Van het oudste Nederlands zijn maar weinig teksten overgeleverd. Het bekendste zinnetje is: Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic anda thu, wat unbidan we nu? Het is een 11e-eeuws pennenprobeersel van een Vlaamse monnik. Het is alleen niet het oudste Nederlands. Uit de 10e en 11e eeuw is een aantal langere teksten overgeleverd, zoals de Wachtendonckse Psalmen (10e eeuw), en de Egmondse Williram (11e eeuw).

Slide 18 - Tekstslide

(4) Op basis van die bronnen en losse tekstfragmenten is in 2009 het Oudnederlands Woordenboek samengesteld door het Instituut voor de Nederlandse Taal. Kerkhof maakte gebruik van dit woordenboek bij het reconstrueren van de taal van Rotta. Maar de Williram – een Oudnederlandse vertaling van het Hooglied (een van de boeken uit de Hebreeuwse Bijbel) – liet hij wel een beetje links liggen. ‘De schrijfwijze is heel on-Nederlands. Je krijgt de indruk dat de kopiist zich te veel heeft laten leiden door het Duitse voorbeeld.’

Slide 19 - Tekstslide

(5) Het maakt duidelijk hoe moeilijk oude bronnen soms te interpreteren zijn. De Williram is niet alleen een van oorsprong Duitse tekst, de kopiist kwam ook nog eens uit Egmond, dat destijds in het Friese taalgebied lag. Er zitten dus niet alleen Duitse maar ook Friese invloeden in, en dat maakt het een beetje een allegaartje. Dat geldt minder voor de Wachtendonckse Psalmen, volgens Kerkhof. Die teksten sluiten beter aan bij het Oudnederlands, dat een heel andere taal was dan het Oudfries, dat ook in een groot deel van Nederland gesproken werd. Kerkhof: ‘Maar weinig mensen weten dat. Ook voor de archeologen met wie ik samenwerkte, was dat nieuw. Langs de rivier de Maas woonden zowel Nederlands- als Friessprekenden. De Friezen in dat gebied gingen pas in de elfde eeuw over op het Nederlands.’

Slide 20 - Tekstslide

Klankwetten als houvast
(6) Als we naar het Oudnederlands luisteren zoals dat rond 1020 geklonken moet hebben, vallen er een paar dingen op. Zo had je in die tijd nog volle klinkers als een ‘o’ of een ‘i’ in onbeklemtoonde lettergrepen: bitalon in plaats van ‘betalen’. ‘Dat klinkt voor ons nu vrij exotisch, omdat wij dat kenmerk al 900 jaar geleden in het Nederlands zijn kwijtgeraakt. In lettergrepen zonder klemtoon hoor je altijd een doffe e, ook wel sjwa genoemd (bijvoorbeeld de ‘u’-klank in hebben of leven). Maar in Zweden is het nog wel bewaard: daar zeggen ze ‘betala’.’

Slide 21 - Tekstslide

(7) Als we luisteren naar de medeklinkers, valt op dat de ‘d’ nog werd uitgesproken als ‘th’ (thorp) en de ‘g’ een zachte ‘g’ was. Maar hoe weten we eigenlijk dat die zo klonken? Daarvoor werken vergelijkende taalwetenschappers met ‘taalreconstructies’: vanuit woorden die we kennen uit hedendaagse talen, redeneren ze terug naar oudere taalfasen op basis van zogenaamde klankwetten. Een voorbeeld van zo’n klankwet is de verandering die zich voltrok in het 12e-eeuwse Nederlands, waarbij alle volle klinkers in onbeklemtoonde lettergrepen veranderden in een doffe ‘e’ (bijvoorbeeld: hebban – hebben). Op dezelfde manier veranderde de vroege Nederlandse th-klank in dezelfde periode in een d-klank. ‘Dat het Oudnederlands een th-klank had, weten we doordat Oudengels en Oudhoogduits – leden uit dezelfde Germaanse taalfamilie – ook een ‘‘th’’ hadden. Daardoor weten we dat de ‘’th’’ voorafgegaan is aan de Nederlandse d. In het Engels is de ‘‘th’’ bewaard, zoals bij ‘‘there’’, het Nederlandse ‘‘daar’’.’

Slide 22 - Tekstslide

Aanwijzingen in de spelling
(8) Een ander aanknopingspunt voor de uitspraak vinden taalwetenschappers in de spelling. In bronnen zoals de Wachtendonckse Psalmen tref je de lettercombinatie ‘th’ altijd aan op plekken waar wij nu een ‘d’ schrijven. Hetzelfde geldt voor de zachte uitspraak van de ‘g’: die wordt in Oudnederlandse bronnen zowel gespeld met een ‘g’ als met een ‘j’, vertelt Kerkhof. ‘We vinden zowel de vorm giwerki als jewerki (‘bouwwerk’). Die variatie is alleen maar te begrijpen als je ervan uitgaat dat een klerk of monnik die alleen het Latijnse alfabet tot zijn beschikking had, niet precies wist of hij een ‘g’ of een ‘j’ moest schrijven.’

Naar: Mathilde Jansen, nemokennislink.nl

Slide 23 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van de tekst?

Slide 24 - Open vraag

Wat is het tekstdoel?
A
amuseren
B
informeren
C
instrueren
D
activeren

Slide 25 - Quizvraag

Wat is de kernzin van alinea 3? Onderstreep deze in je boek.

Slide 26 - Open vraag

Wat is de kernzin van alinea 4?
Onderstreep deze in je boek.

Slide 27 - Open vraag

Wat is de kernzin van alinea 5?
Onderstreep deze in je boek.

Slide 28 - Open vraag

Wat is de kernzin van alinea 6?
Onderstreep deze in je boek.

Slide 29 - Open vraag

Wat is de kernzin van alinea 7?
Onderstreep deze in je boek.

Slide 30 - Open vraag

Wat is de kernzin van alinea 8?
Onderstreep deze in je boek.

Slide 31 - Open vraag

Welke drie grote veranderingen in de spelling worden genoemd in alinea 6 tot en met 8?

Slide 32 - Open vraag

De volgende woorden uit het filmpje zijn met behulp van de spellingregels uit de tekst te vertalen naar modern Nederlands. Noteer de betekenis van de woorden: heton, thorp, watare, thora, opgiworpon.

Slide 33 - Open vraag