2.1 GRAMMATICA

1 / 19
volgende
Slide 1: Video
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1-3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Het lidwoord
Het Nederlands kent drie  lidwoorden:
de
het
een

Slide 2 - Tekstslide

Het zelfstandig naamwoord

  • Mensen : Kees, Mustafa, Sofie
  • Dieren: olifant, muis, kat
  • Planten: cactus, hortensia

Slide 3 - Tekstslide

Het zelfstandig naamwoord

  • Dingen: tafel, stoel, horloge
  • Namen: Hema, Action
  • Aardrijkskundige namen: Ede, Rotterdam, Texel

Slide 4 - Tekstslide

Het zelfstandig naamwoord
Voor een zelfstandig naamwoord kun je (bijna) altijd een lidwoord (de, het, een) zetten.

Voorbeelden:
de tafel, de auto, het meisje, een hond

Slide 5 - Tekstslide

Het werkwoord(ww)
In een zin staat ten minste één werkwoord.
Er zijn ook zinnen met meer dan één werkwoord.
Een werkwoord zegt wat iets of iemand doet of wat iets of iemand overkomt.

Een werkwoord kun je vervoegen. Je geeft het dan verschillende werkwoordsvormen:
lachen: lach - lacht- lachen- lachte- lachten- gelachen - lachend
vallen: val - valt- vallen - viel - vielen - gevallen - vallend

Slide 6 - Tekstslide

Het woord "een" noemen we een....
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
werkwoord

Slide 7 - Quizvraag

welke woordsoort is 'zwemmen'?
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
lidwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 8 - Quizvraag

welk woordsoort is 'fiets'
A
lidwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
werkwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 9 - Quizvraag

Waar zegt het bijvoeglijk naamwoord iets over?
A
Zelfstandig naamwoord
B
Bijwoord
C
Werkwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 10 - Quizvraag

Sleep de woorden naar de goede plek. 
De ouders van Bilal zijn erg aardige en behulpzame mensen.
zelfstandig naamwoord
werkwoord
lidwoord
ouders
de
mensen
Bilal
zijn

Slide 11 - Sleepvraag


Kies de juiste woordsoort.
Je moet ook nooit Cola drinken bij de computer.
A
zelfstandig naamwoord (zn)
B
voorzetsel (vz)
C
bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
lidwoord (lw)

Slide 12 - Quizvraag


Kies de juiste woordsoort.
Ik fiets nog snel even naar de winkel.
A
zelfstandig naamwoord
B
lidwoord
C
werkwoord

Slide 13 - Quizvraag


Kies de juiste woordsoort.
Gelukkig mag ik straks weer naar huis.  
A
zelfstandig werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord

Slide 14 - Quizvraag

Noteer de zelfstandige naamwoorden uit de zin.

Jip en Janneke hebben een hond die Takkie heet.

Slide 15 - Open vraag

Hoeveel lidwoorden staan er in onderstaande zin?
Na de gymles op school kleden de leerlingen zich altijd snel om.

Slide 16 - Open vraag


Kies de juiste woordsoort.
Archeologen hebben
 een bijzondere vondst gedaan 
 in het Italiaanse Pompeï
A
lidwoord
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 17 - Quizvraag


Kies de juiste woordsoort.
Archeologen hebben
 een bijzondere vondst gedaan 
 in het Italiaanse Pompeï
A
Zelfstandig werkwoord (zww)
B
Hulpwerkwoord (hww)
C
Zelfstandig naamwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 18 - Quizvraag

Huiswerk vrijdag 6 september
Lezen: theorie blz. 34, 35
Maken: opdracht 1 t/m 10 blz. 33 t/m 35

Slide 19 - Tekstslide