Woordenboek
1 / 24
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Het alfabet
Slide 3 - Woordweb
Bij welk grondwoord zoek je het woord 'bevond' op?
A
bevind
B
bevindt
C
bevinden
D
bevonden
Slide 4 - Quizvraag
Bij welk grondwoord zoek je het woord 'bevond' op?
A
bevind
B
bevindt
C
bevinden
D
bevonden
Slide 5 - Quizvraag
Waar zoek je werkwoorden op in het woordenboek?
A
ik-vorm
B
hele werkwoord
C
verleden tijd
D
voltooid deelwoord
Slide 6 - Quizvraag
Zet de volgende letters in alfabetische volgorde.
A
uwv
B
uvw
C
vuw
D
vwu
Slide 7 - Quizvraag
Wat zijn na de k de drie volgende letters in het alfabet?
A
H-I-J
B
L-M-N
C
J-I-L
D
L-M-O
Slide 8 - Quizvraag
Waar staan de woorden in alfabetische volgorde?
A
tijdschrift, boek, krant
B
krant, boek, tijdschrift
C
boek, tijdschrift, krant
D
boek, krant, tijdschrift
Slide 9 - Quizvraag
Waar staan de woorden in alfabetische volgorde?
A
koppie, koppig, koppijn
B
koppie, koppijn, koppig
C
koppig, koppie, koppijn
D
koppig, koppijn, koppie
Slide 10 - Quizvraag
Welk woord staat eerder in het woordenboek?
A
puber
B
puberteit
Slide 11 - Quizvraag
Welk woord staat eerder in het woordenboek?
A
twaalf
B
tv-uitzending
C
tv-presentator
D
tutten
Slide 12 - Quizvraag
A
twaalf
B
tv-uitzending
C
tv-presentator
D
tutten
Slide 13 - Quizvraag
A
twaalf
B
tv-uitzending
C
tv-presentator
D
tutten
Slide 14 - Quizvraag
Slide 15 - Tekstslide
Zoek het woord 'ligbad' op.
Welke letter staat erachter?
Welke letter staat erachter?
A
m
B
v
C
o
Slide 16 - Quizvraag
Zoek het woord 'dwerg' op.
Hoeveel betekenissen heeft dit woord?
Hoeveel betekenissen heeft dit woord?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 17 - Quizvraag
Achter dwerg zie je -en staan. Waar staat het streepje voor?
A
het woord 'dwerg'
B
min
C
of
D
ook
Slide 18 - Quizvraag
Zonder woordenboek!
Op welke bladzijde vind je het woord 'herfst'?
Op welke bladzijde vind je het woord 'herfst'?
A
hemel - herkauwen
B
heilloos - hemdsmouw
C
het - hilariteit
D
herkauwer - hesp
Slide 19 - Quizvraag
Hoeveel betekenissen heeft het woord 'herinnering'?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 20 - Quizvraag
Zoek het woord 'springkasteel'.
Hoeveel stipjes zie je in dit woord staan?
Hoeveel stipjes zie je in dit woord staan?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 21 - Quizvraag
Wat geven de stipjes aan?
A
waar een nieuwe lettergreep komt
B
waar je een hoofdletter zet
C
waar je in een zin een punt zet
D
waar een spatie komt
Slide 22 - Quizvraag
Hoe spreek je volgens het woordenboek 'groupie' uit?
A
groepie
B
krupie
C
kroepie
Slide 23 - Quizvraag
Wat is volgens het woordenboek de tweede betekenis van gemaakt?
A
vervaardigen
B
voortbrengen
C
repareren
D
veroorzaken
