2.7 Vaste vergelijkingen

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t, havo
• Leerjaar 2

Woordraadstrategieën

Vorige les hebben we het over woordraadstrategieën gehad. Welke manieren om achter de betekenis van een woord te komen ken je nog?
Overleg met je buurman of buurvrouw welke je nog kent. Schrijf de manieren op. Je krijgt 1 minuut.

Nou? Welke kennen jullie nog?

Deze dus!

Synoniemen
Omschrijving
Voorbeeld
Tegenstelling
Woorddeel
Woordenboek

Wat doen we dan vandaag?

We doen vandaag H2 woordenschat. Dit onderdeel gaat over vaste vergelijkingen.

Wat zijn vaste vergelijkingen?

In een vergelijking zet je twee dingen naast elkaar die op elkaar lijken, je vergelijkt ze met elkaar.
Bijvoorbeeld: Jasper is zo sterk als een beer.
Door Jasper te vergelijken met een beer, maak je duidelijk dat Jasper heel erg sterk is.

Hoe zien vaste vergelijkingen er dan uit?

Een vaste vergelijking heeft meestal de vorm: 'Zo... als...'
en
Een vergelijking is ALTIJD figuurlijk bedoeld. Jasper kan natuurijk nooit ECHT zo sterk zijn als een beer.

Even oefenen.

We bekijken een aantal plaatjes. Ken je een vaste vergelijking met dat wat op het plaatje is afgebeeld?

We doen een spelletje!

• Iedereen krijgt een aantal kleine briefjes.
• Er zijn grijze en witte briefjes.
• Iemand leest voor wat er op een van zijn/haar grijze briefjes staat
• Iemand anders leest de bijbehorende vaste vergelijking voor die op een wit briefjes staat.
• Vervolgens leest dezelfde persoon een van zijn/haar eigen grijze briefjes voor.
• En zo verder...

Wat hebben we gedaan?

We hebben geoefend met de vaste voorzetsels.
Je weet nu wat vaste voorzetsels zijn en kan er enkele herkennen en toepassen.

En dan nu:

Aan het werk. Ga verder met de opdrachten die horen bij woordenschat H1 t/m H3.

Zo zwart als...

1. krijt
2. roet
3. kool
4. Piet

Zo moe als een...

1. hond
2. kip
3. paard
4. ezel

Zo doof als een...

1. kolibrie
2. merel
3. kwartel
4. duif

werken als een...

1. paard
2. leraar
3. leerling
4. werkloze

Zo gezond als een...

1. pil
2. vitaminedrankje
3. vis
4. vos

Zo wit als...

1. was
2. mist
3. rook
4. sneeuw

Wie het moeilijk vindt, mag met de juf werken.