In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 70 min
Onderdelen in deze les
Verwijswoorden
Slide 1 - Tekstslide
Wat zijn verwijswoorden?
Slide 2 - Open vraag
Noem eens een paar verwijswoorden!
Slide 3 - Woordweb
Slide 4 - Video
De man klimt. Hij draagt een veiligheidsgordel, Die hem beschermt tegen het vallen. Zijn helm geeft hem extra bescherming. Deze beschermingsmiddelen zijn noodzakelijk bij het klimmen. Waar verwijst "hem" in regel 3 naar?
A
hij
B
de man
C
een veiligheidsgordel
D
beschermingsmiddelen
Slide 5 - Quizvraag
De man klimt. Hij draagt een veiligheidsgordel, Die hem beschermt tegen het vallen. Zijn helm geeft hem extra bescherming. Deze beschermingsmiddelen zijn noodzakelijk bij het klimmen. Waar verwijst "deze" in de laatste regel naar?
A
hij
B
de men + hem
C
een veiligheidsgordel +
zijn helm
D
beschermingsmiddelen
Slide 6 - Quizvraag
Slide 7 - Video
Mannelijk/vrouwelijk
personen: wolvin (v), marktkoopman (m)
uitgangen vrouwelijk:
- heid - ing - te - teit
- nis - de - ij - uur
- st - ie - iek
- schap - ij - theek
Slide 8 - Tekstslide
Mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
de man
de gevangenis
Davide
wetenschap
Maurice
de stier
het huis
Slide 9 - Sleepvraag
Wat ga je doen?
verwijswoorden uit de volgende tekst halen, zet erbij waar het naartoe verwijst!