De Franse bevolking was verdeeld in drie standen.
- De eerste en hoogste stand was de geestelijkheid. Bij deze stand hoorden priesters en monniken. Zij hielpen gelovigen. Sommige geestelijken hielpen de koning bij het bestuur.
-De tweede stand was de adel. Edelen voerden het leger aan. Ook zij hielpen de koning bij het bestuur.
-De derde stand bestond uit burgers, boeren en arme mensen. Ongeveer 98% van de Fransen hoorde bij de derde stand. Het was hun taak om te werken. Binnen de derde stand waren grote verschillen. Sommige burgers waren heel rijk, zoals kooplieden, rechters en bankiers. Maar de meeste Fransen waren arme boeren of arbeiders.