Bijvoeglijk naamwoord

Begintaak: 1. Hoe vind je de persoonsvorm? 2. Welke lidwoorden zijn er? 3. Welke zelfstandige naamwoorden zijn er? 4. Hoe vind je het onderwerp in de zin?
Welkom bij Nederlands. Maak in stilte de begintaak. Schrijf de antwoorden op!
timer
5:00
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Begintaak: 1. Hoe vind je de persoonsvorm? 2. Welke lidwoorden zijn er? 3. Welke zelfstandige naamwoorden zijn er? 4. Hoe vind je het onderwerp in de zin?
Welkom bij Nederlands. Maak in stilte de begintaak. Schrijf de antwoorden op!
timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

Doelen van deze les

  • Je weet wat een bijvoeglijk naamwoord is en wat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord is.
  • Je kan een bijvoeglijk naamwoord en een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord op de juiste manier schrijven.


Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan wij vandaag doen?

  • Begintaak bespreken
  • HW nakijken en herhaling vorige les
  • Uitleg bijvoeglijke naamwoorden en oefenen 
  • Filmpje stoffelijk bijvoeglijk naamwoord en oefenen
  • PW Grammatica paragraaf 1 t/m 4 op dinsdag 22 oktober



Slide 3 - Tekstslide

Ik weet nu al wat een bijvoeglijk naamwoord is.
😒🙁😐🙂😃

Slide 4 - Poll

Bijvoeglijk naamwoord
  • Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.   

De blauwe schoen.


Slide 5 - Tekstslide

Dian schreef een keurige mail.
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
A
schreef
B
een
C
keurige
D
Dian

Slide 6 - Quizvraag

Het oude huis staat op een berg.
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
A
oude
B
berg
C
staat
D
huis

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een
bijvoeglijk naamwoord?
A
Dat zijn namen van mensen, dieren of dingen.
B
Dat zegt iets over zelfstandige naamwoorden.
C
Dat is een werkwoord.

Slide 8 - Quizvraag

Opa stapt in een oude auto.
Wat is het bijvoegl.nw.?
A
auto
B
opa
C
oude
D
een

Slide 9 - Quizvraag

Wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 10 - Quizvraag

Wat is geen bijvoeglijk naamwoord.
A
grote
B
dikke
C
fietsen
D
gekke

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Video

Wat zijn voorbeelden van stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden?
A
Lieve, drukke, mooi
B
Ijzeren, gouden, wollen

Slide 13 - Quizvraag

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
  • Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord zegt van welk materiaal het zelfstandig naamwoord gemaakt is. Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord eindigt op -en. 

Een zilveren ring


Uitzondering: Als het bewerkt materiaal is, schrijf je alleen het woord.
De tas is van plastic.
Het is een plastic tas. Dus geen plasticEN tas. 

    Slide 14 - Tekstslide

    1. Een gouden kettinkje.
    2. De drukke hond.
    In welke zin staat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
    A
    Zin 1
    B
    Zin 2

    Slide 15 - Quizvraag

    Wij hebben thuis een eiken tafel en een rieten dak. Wat zijn stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden?
    A
    Thuis en dak
    B
    Eiken en rieten
    C
    hebben en tafel

    Slide 16 - Quizvraag

    Wat is geen stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
    A
    Glazen
    B
    Natte
    C
    Papieren
    D
    Stalen

    Slide 17 - Quizvraag

    Wat is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
    A
    mooie
    B
    lange
    C
    vriendelijke
    D
    metalen

    Slide 18 - Quizvraag


    Wat zijn de (stoffelijke) bijvoeglijke naamwoorden?
    A
    zonnige
    B
    dag
    C
    zonnige , leren
    D
    leren

    Slide 19 - Quizvraag

    Wat is een stoffelijk, bijvoeglijk naamwoord?
    A
    Dat zegt iets over het bijvoeglijk naamwoord.
    B
    Dat zegt iets over het zelfstandig naamwoord.
    C
    Dat zegt iets over het materiaal van het bijvoeglijk naamwoord.
    D
    Dat zegt iets over het materiaal van het zelfstandig naamwoord.

    Slide 20 - Quizvraag

    Wat?
    Maak nu in de les opdracht 1 t/m 3
    Huiswerk: opdracht 4 t/m 7
    Hoe?
    In stilte
    Hulp?
    De docent is beschikbaar voor vragen.
    Tijd?
    20 minuten
    Uitkomst?
    Lesdoelen behaald
    Klaar?
    Leren voor PW Gram paragraaf 1-4
    timer
    20:00

    Slide 21 - Tekstslide