Wil je aangeven dat je iets een tijdje deed in het verleden, dan gebruik je de
past continuous. Kijk bijvoorbeeld naar de volgende zinnen:
- We waren aan het zingen, toen Patrick aankwam.
--> We were singing, when Patrick arrived.
- Ik zat te schreeuwen, terwijl we het verkeersbord raakten.
--> I was screaming, while we hit the road sign.
- Ik was aan het slapen, terwijl mijn vriendin ons huis aan het opruimen was.
--> I was sleeping, while my girlfriend was cleaning our house.